OM eist in hoger beroep celstraf Linschoten
Tegen voormalig VVD-politicus Robin Linschoten is woensdag in hoger beroep wegens belastingontduiking vijf maanden gevangenisstraf geëist, waarvan drie voorwaardelijk. De eis was gelijk aan de straf die de rechtbank Linschoten twee jaar geleden gaf. Het OM vorderde toen een taakstraf en een voorwaardelijke celstraf.
Linschoten deed van 2010 tot en met 2012 vanuit twee bv’s stelselmatig te lage btw-aangiftes en benadeelde de fiscus in die periode zo voor ruim 100.000 euro. Zelf heeft hij bij de behandeling van zijn zaak voortdurend benadrukt „slordig en ongelooflijk laks” te zijn geweest. Hij ontkende moedwillig bedrog te hebben gepleegd.
De aanklaagster wilde Linschoten (63) daarin nog wel geloven. Maar de straf die de rechtbank hem gaf, noemde ze passend en rechtvaardig. „De Belastingdienst jarenlang oplichten alleen maar omdat je te beroerd bent je als directeur te verdiepen in dingen die je niet interesseren: dat kan echt niet.”
Voor het hof bracht ze in herinnering dat Linschoten kans op kans kreeg orde op zaken te stellen voordat het OM besloot hem strafrechtelijk te vervolgen. Dat werd volgens haar onvermijdelijk doordat hij zich voortdurend niet aan afspraken hield. Daarbij speelde mee dat de fiscus meer geld van hem had te vorderen. In totaal beliep zijn belastingschuld zo’n 370.000 euro.
De kwestie heeft voor Linschoten, die na zijn politieke carrière werkte als zelfstandig consultant, desastreuze gevolgen gehad. Hij belandde in de bijstand, raakte zijn opdrachtgevers kwijt en zijn huis en bezittingen gingen onder de hamer. Zijn belastingschuld beloopt nu naar schatting nog zo’n 200.000 euro, waarvan ruim de helft privé. Tegen het hof zei hij woensdag dat hij weer aan het werk wil om alle schulden weg te werken.
Zijn raadslieden vroegen vrijspraak. „Hij erkent dat hij schuld heeft, maar heeft de fiscus nooit bewust benadeeld”, zei advocaat Willem Koops, die vond dat het toenmalige boekhoudkantoor een kwalijke rol heeft gespeeld. „Omdat Linschoten nooit stukken aanleverde, is dat zijn omzet gaan schatten voor de btw-aangifte. Dat had nooit gemogen. Ze hadden hem tot de orde moeten roepen.”
Uitspraak 11 december.