Kerk & religie

Inkeer

30 August 2004 08:37Gewijzigd op 14 November 2020 01:34

Hier toont de profeet de rechte aard van een getrouwe dienstknecht van de Heere, die met smart is aangedaan. De eer van zijn Koning wordt zowel door anderen als door hemzelf benadeeld, terwijl het zijn hartenwens is dat Gods Naam door allen geheiligd wordt. Daarom was Mozes zó ontsteld toen hij Israël zag dansen voor het gouden kalf, dat hij de beide tafelen van de wet uit zijn handen wierp en aan de voet van de berg verbrak.Men zou ook met anderen kunnen zeggen dat het is alsof de profeet onder deze klacht tevens zijn grote vrees wilde tonen voor Gods strenge oordelen om het volk uit te roeien, als wilde Hij nu de wereld richten in gerechtigheid en wraak nemen over Israëls gruwelen. Of zal ik liever zeggen dat de profeet bij het gezicht van Gods heerlijkheid een nieuwe indruk krijgt van het grote gewicht van zijn heilige bediening? Hij vreesde dat, wanneer zijn prediking geen ingang zou vinden in het hart, zo’n onrein geslacht zich tegen al wat heilig was stout zou verzetten.

Het is alsof hij met deze woorden wilde te kennen geven: Wee mij, zal ik, een man van onreine lippen, nog profeteren onder een volk dat van onreine lippen is? Hoe durf ik, hoe kan ik onder het vlammend oog van zo’n heilig en heerlijk Koning prediken? Wee mij, want ik verga dewijl mijn ogen Zijn heerlijkheid hebben aanschouwd.

W. Themmen, predikant te Northorn (Een weeklagende Godsgezant, 1730)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer