Beyerhaus haalt scherp uit naar ultra-evangelicalen
Uit „bezorgdheid over de huidige scheuringstendens binnen de evangelicale beweging” heeft missioloog prof. dr. P. Beyerhaus uit het Duitse Gomaringen scherp uitgehaald naar het „ultra-evangelicalisme.”
Hierachter gaat, aldus de president van het Theologisch Convent van de Conferentie van Belijdende Gemeenschappen, een geesteshouding schuil die tot ideologie dreigt te verworden. „Ultra-evangelicalen” claimen volgens hem „alleen over het correcte verstaan van de Schrift te beschikken” en neigen ertoe „zich een leer- en wachtersambt aan te meten.” Daarbij keren zij zich „niet alleen tegen voor de hand liggende dwalingen in de liberale theologie en kerk, maar bij voorkeur met voorliefde tegen vermeende afwijkingen binnen de evangelicale beweging.” Een dergelijke leertucht „tegenover broeders” wordt bij gelegenheid „met een bijna pauselijke onfeilbaarheidsaanspraak uitgeoefend”, schrijft Beyerhaus in het tijdschrift ”Diakrisis”, een uitgave van het theologisch convent.
Zonder namen of organisaties te noemen, werpt de president de ultra-evangelicalen een wettische omgang met de Heilige Schrift voor de voeten, aldus het Duitse persbureau Idea. Zij denken met termen zoals ”inerrancy” (foutloosheid) en ”infallibility” (onfeilbaarheid) de absolute gebondenheid aan de bijbelse canon veilig te stellen. (De genoemde begrippen zijn opgenomen in het zogeheten Chicago Statement on Biblical Inerrancy uit 1978, een belangrijk document binnen het geheel van de evangelicale wereld, red.) Aan de aanvaarding dan wel verwerping van deze begrippen wordt vervolgens „onverbiddelijk het onderscheid gekoppeld tussen „bijbelgetrouw” en „liberaal.””
Naar de mening van Beyerhaus vervangen ultra-evangelicalen in extreme gevallen theologische competentie door fanatisme. Dit leidt ertoe „verantwoordelijken in de geestelijke dienst in het openbaar gebrek aan „trouw” of zelfs „verraad aan het geloof” voor de voeten te werpen.” Daarbij gaat de broederliefde verloren. Het afwijzen van vermeende „afdwalingen” gaat, schrijft de auteur, zelfs zo ver dat men alleen al een handdruk of een onschuldig gesprek met deze personen uit de weg gaat.
De gevolgen voor de christelijke gemeenschap zijn groot. „Een ultra-evangelicale mentaliteit van wantrouwen en veroordeling leidt tot een tendens van individuele isolatie en scheuringen.” In de achterliggende vijftien jaar zijn „evangelicale en belijdende gemeenschappen door door ultra-evangelicalen veroorzaakte scheidingen geteisterd. Hierdoor hebben zij aan vroegere uitstraling en publiek respect ingeboet, tot schade van de moderne mens.” De „ultra-evangelicale splitsingsdrang” brengt de Christusbelijdenis in Duitsland, maar ook in andere landen, grote schade toe, aldus Beyerhaus.
Een ander kenmerk van de ultra-evangelicalen is volgens de missioloog hun „antikatholieke basishouding.” Men zou zelfs van een regelrechte „katholofobie” kunnen spreken. Wanneer evangelicalen contact hebben met vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerk, komen de laatsten onvermijdelijk in het „ultra-evangelicale spervuur” terecht.
In hun boek ”One Faith. The Evangelical Consensus”, dat eerder dit jaar verscheen, nuanceren de evangelicale theologen J. I. Packer en Thomas C. Oden „het wijdverbreide beeld” dat evangelicalen voortdurend met elkaar en anderen overhoop liggen. Op grond van een analyse van evangelicale documenten komen zij tot de conclusie dat er een groot aantal theologische overtuigingen is waarover evangelicalen wereldwijd overeenstemmen.