Een grijze zone
Abortus en euthanasie worden vaak in één adem genoemd. En dan in negatieve zin, als verschijnselen die duidelijk maken hoe ver we in Nederland al weg zijn. Beide laten zien hoezeer het besef verloren is gegaan dat de mens niet eigenmachtig over het door God gegeven leven mag beschikken.Toch valt niet te ontkennen dat er ten aanzien van euthanasie, meer dan als het gaat over abortus, sprake is van een grijs gebied. Wanneer is er nu echt sprake van levensbeëindigend handelen en wanneer gaat het om een verantwoord begeleiden van het stervensproces?
Recent kwam deze problematiek weer aan de orde, zowel ten aanzien van pasgeborenen als ten aanzien van hoogbejaarden. Kinderartsen vroegen om een toetsingskader met betrekking tot euthanasie op baby’s. Nu gebeurt dat in feite illegaal. In Den Haag liet een verpleeghuisdirectie de bewoners weten dat zij niet meer gereanimeerd zullen worden tenzij zij uitdrukkelijk kenbaar maken dat zij dat willen.
Nu geldt ook hier dat de dingen niet op zichzelf staan. Dat gemakkelijker dan vroeger het leven van zwaar gehandicapte baby’s wordt beëindigd, hangt samen met de inmiddels ingeburgerde abortuspraktijk.
Wanneer bij de steeds vaker toegepaste prenatale screening blijkt dat het ongeboren kind een ernstig defect heeft, wordt het in veel gevallen geaborteerd. De stap naar het doden van een ernstig gehandicapte pasgeborene, die men om wat voor reden dan ook niet geaborteerd heeft, is dan niet zo groot meer.
Werd vroeger de geboorte van een gehandicapt kind gezien als een kruis dat de mens door God was opgelegd, thans willen ouders alleen een goed kind. Ze ’nemen’ maar een of twee kinderen en daar mag dan ook niets aan mankeren.
Evenzo past het aangekondigde beleid in verzorgingshuizen om in principe niet te reanimeren, bij een benadering waarbij aftakelende bejaarden zelf aan kunnen geven of ze nog verder willen leven of niet. Die keuzevrijheid wordt als een normale zaak gezien.
Toch is dat ook weer niet het hele verhaal. Niet alles wat medisch kan (en dat is tegenwoordig heel veel) is ook zinvol en verantwoord. Naast het opzettelijk beëindigen van het menselijk leven is er ook het kunstmatig rekken van het leven. Het kan verantwoord zijn om medisch handelen te staken of bepaalde ingrepen achterwege te laten, zowel bij pasgeborenen als bij hoogbejaarden.
Het heeft geen zin om op zwaar gehandicapte baby’s, waarvan men weet dat ze ten dode opgeschreven zijn, allerlei medisch-technologische ingrepen toe te passen om dat stervensproces te rekken. Evenzo geldt dat reanimatie bij fragiele hoogbejaarden veelal geen zinvolle aanpak is. Dat is de andere kant van de zaak.
Het is daardoor niet eenvoudig om hier scherpe lijnen te trekken. Wel moeten we beducht zijn dat artsen met een ruime moraal deze grijze zones gebruiken om (vaak zonder dat ze het melden) leven te beëindigen dat in hun ogen niet zinvol is. Het feit dat ze daarbij veelal de instemming hebben van de directe familie en soms zelfs daartoe aangemoedigd worden, is een extra reden tot bezorgdheid.