Besmettelijk
Doorgaans wordt de zonde onder de naam van onreinheid in Gods Woord voorgedragen, omdat er niets vuiler noch besmettelijker is dan dit kwaad; ja, somtijds wordt ze vergeleken bij melaatsheid. Daarom worden de zondaars dan ook omschreven met de benamingen onrein en stinkend.Niemand begrijpt hier echter de klagende profeet onder de heerschappij der zonde. Het is alsof hij vóór deze tijd nooit zijn reinigmaking in de gerechtigheid van Christus ontvangen had. Nee, de profeet had het tegendeel bevonden. Maar nu ziet hij zijn aangeboren en nog overgebleven verdorvenheden, die hij met alle gelovigen gemeen had.
Daardoor kende hij zich voor zo’n heilige bediening zowel onbekwaam als onwaardig. Het is dan ook alsof hij zeggen wil: O geduchte Majesteit, Gij zijt een Koning der koningen en een Heere der heren. Ik ben een nietige aardworm, een zondig en onmachtig schepsel, geheel onrein van de baarmoeder af. Hoe durf ik dan mijn zondige ogen tot uw hemeltroon op te heffen, daar zelfs de engelen hun aangezichten moeten bedekken? Hoe durf ik toch met mijn besmette ziel tot Uw gemeenschap te naderen, daar ik een man ben van onreine lippen? Wee mij, want buiten Uw hulp en genade zal ik zeker vergaan!
W. Themmen, predikant te Northorn (Een weeklagende Godsgezant, 1730)