NAM: claims immateriële schade uiterst summier
De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) vindt dat een groep bevingsgedupeerden in Groningen hun immateriële schade tot nu toe onvoldoende concreet heeft gemaakt. Dit stelt het concern in hoger beroep.
De rechtbank bepaalde in 2017 dat de NAM immateriële schade en gederfd woongenot moet vergoeden. Inwoners van het bevingsgebied hebben verklaard lichamelijke en psychische klachten te hebben. De NAM noemt hun onderbouwing „uiterst summier”. De gedupeerden zouden te zwaar leunen op rapporten die een algemeen beeld geven. De gaswinner vindt dat de drempel voor smartengeld hoger is. De rechtbank heeft dat miskend, zegt de NAM.
De NAM benadrukt dat de gaswinning altijd rechtmatig is geweest, maar onderkent de gevolgen van de gaswinning in het algemeen. Het vonnis van de rechtbank over het vergoeden van niet-zichtbare hinder vindt het bedrijf te abstract. De rechter heeft niet naar individuele gevallen gekeken, terwijl de verschillen groot zijn, stelt de NAM.
Na het vonnis van de rechtbank in 2017 dienden ruim 5300 mensen een vordering in. „Een groot deel zal niet voor enige schadevergoeding in aanmerking komen”, aldus de advocaat van de NAM. „Hun stellingen zijn zo summier dat in geen van de gevallen wordt voldaan aan de eisen.”
De NAM stond maandag voor het hof in Leeuwarden tegenover ruim 120 gedupeerden. Volgens hun advocaat sluiten de individuele verklaringen aan bij algemene onderzoeksrapporten. Hij merkte daarbij op dat ook het „gedoe rondom schadeprocedures” een grote impact heeft. „Het is op vele fronten een chaos”, aldus de advocaat. „Gedupeerden krijgen minimale uitkeringen en moeten tot het einde toe doorgaan om hun recht te halen.”
De vaststelling dat iemand in het bevingsgebied woont met een persoonlijke verklaring, is wel voldoende voor smartengeld, vindt de advocaat.
Het hof verwacht 14 januari uitspraak te doen. Eind november voeren beide partijen verkennende gesprekken om toch nog tot een oplossing te komen.