Tegengaan van politieke desinteresse niet alleen de taak van scholen
Het is belangrijk om geregeld te peilen hoe jongeren denken over politiek, rechtsstaat en democratie. Hoe vindt de jonge generatie dat het land moet worden bestuurd? Welke veranderingen vinden zij nodig?
Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam kwamen vrijdag met nieuws. Positieve uitkomst van hun onderzoek is dat er onder de eersteklassers (12- en 13-jarigen) van de bijna vijftig middelbare scholen die zij ondervroegen weinig animo bestaat voor een stevige koerswijziging. Een verschuiving naar een bestuursmodel van alleenheerschappij of wat daarop lijkt, is niet in trek.
Wie de opvattingen van de scholieren naast elkaar legt, ontdekt tegelijkertijd flinke scheidslijnen. Deze blijken zelfs in de eerste klas al herleidbaar te zijn tot het opleidingsniveau. Zo is de steun voor de representatieve democratie onder vmbo’ers fors lager. Jongeren die instromen in het beroepsonderwijs hebben bovendien minder vertrouwen in politiek ambtsdragers, zijn minder geneigd om later bij verkiezingen te gaan stemmen, én hebben bovendien veel minder animo om in de toekomst zelf de politiek in te gaan.
Medebepalend daarbij is hun overtuiging dat zij in de politiek maar weinig te zoeken hebben. En omgekeerd, dat politici niet hún belangenvertegenwoordigers en die van hun lotgenoten willen zijn.
Hoe is het mogelijk dat bij groepen jongeren al voordat zij de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt de overtuiging postvat dat de politiek zich van hen heeft afgewend? De Franse filosoof Édouard Louis is in zijn oordeel daaromtrent klip en klaar: hij stelt dat politiek bedrijven voor veel volksvertegenwoordigers een kwestie is geworden van esthetiek. Anders gezegd, voorstellen doen en besluiten nemen over bijvoorbeeld het privatiseren van overheidsdiensten of het flexibiliseren van de arbeidsmarkt is voor hen primair een uiting van beschaving en van vorming, zonder dat het voor hun persoonlijke situatie consequenties heeft.
Dat partijen zo zitten opgesloten in hun welvaartsbubble als Louis schetst, is in Nederland gelukkig nog niet aan de orde, al leidt het geen twijfel dat ook in ons land veel lager opgeleiden door de afbrokkelende macht van de klassieke volkspartijen politiek dakloos zijn geraakt. Partijen zoals de SP en de PVV stellen zich graag voor deze kiezers open, maar schuwen de regeringsmacht en leggen zich vooral toe op het uiten van systeemkritiek. Een breed spectrum aan partijen staat dan ook voor de opgave om duidelijk te maken dat zij bij het bepalen van hun standpunten de menselijke maat zeker niet uit het oog zijn verloren.
De suggestie van de onderzoekers dat goed burgerschapsonderwijs op scholen ertoe kan bijdragen dat vmbo’ers zich alsnog voor politiek gaan interesseren, snijdt zeker hout. Daarbij past echter wel één maar: de kloof tussen lager en opgeleiden en de volksvertegenwoordiging kan niet alleen worden geslecht door bevlogen leraren. Als die al te vinden zijn.