Een Herodes die machtig is, een gemeente die bidt
„Ora et labora. U kent de uitdrukking allemaal wel”, zo begon ds. J. Plantinga donderdagavond zijn meditatie tijdens de bidstond voorafgaand aan de generale synode 2004 van de Christelijke Gereformeerde Kerken, in de Utrechtse Pniëlkerk. „Bid en werk. Ik vind die uitdrukking erg misleidend. Ze geeft het idee dat bidden nietsdoen is.”
Niets is echter minder waar. „We zijn vanavond bij elkaar in een gebedsdienst. Morgen wordt door collega ds. J. Westerink de synode 2004 geopend. Maar dat betekent niet dat het werk morgen pas begint. Het werk begint nu al. Dit kerkgebouw is vanavond een werkplaats. Er is werk aan de winkel. Want biddende mensen zijn intensief bezig. En dan mogen wij er veel van verwachten. Niet door onze kracht, maar door de kracht van Jezus’ liefde die in ons werkt. Als we in die kracht bidden, gebeurt er ontzaglijk veel. Misschien anders dan wij bidden. Maar als ons gebed wordt verhoord, is het altijd meer en beter dan wij hadden gedacht.”
”Boven bidden en denken”, luidde het thema van de verkondiging. Als uitgangspunt hiervoor nam ds. Plantinga, preses van de generale synode 2001, Handelingen 12:5 en 12b. „Petrus dan werd in de gevangenis bewaard; maar van de gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan.” En: „alwaar velen te zamen vergaderd en biddende waren.”
Jakobus was ter dood gebracht, en nu is ook Petrus door Heródes gevangengenomen. Na het Paasfeest zal ook zijn doodsvonnis worden uitgevoerd. Ds. Plantinga: „Toch is Petrus niet bang. Hij weet dat zijn Koning, Jezus, veel machtiger is dan Heródus. En hij weet dat zijn medebroeders bij elkaar zijn om te bidden. In Handelingen 12:5 staat een woordje waar we doorgaans snel overheen lezen, maar wat toch zo ontzaglijk veel betekent: ”maar”: maar door de gemeente werd voortdurend gebeden. De partijen lijken ongelijk verdeeld. Een goddeloze koning tegenover een biddende gemeente, die in het geheim bij elkaar is. Wie zal er winnen?”
Dat vind ik nu het verrassende, vervolgde de emeritus predikant uit Groningen. „Deze bidders houden aan in het gebed, ook als de dagen verstrijken. Niets wijst op Petrus’ redding. Toch blijven ze volharden. Ze zoeken elkaar op en doen een beroep op hun God, op Zijn beloften. De Heere heeft het toch Zelf beloofd: Roep Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal u uitredden, en gij zult Mij eren.”
De gemeente in Jeruzalem gaat door met bidden. „En als biddende handen kloppen op de deur van Gods paleis, worden er hemelse krachten in beweging gebracht. Dan doet de Heere oneindig veel meer dan wij denken.” Petrus wórdt gered. „Toch is dat niet het grootste wonder. Petrus wordt later alsnog vermoord. Het grootste wonder lees ik aan het slot van Handelingen 12: Heródes, die zich als God laat vereren, valt dood neer. Gelijk het gras is zijn kortstondig leven. Maar, het Woord van de Heere blijft. Vers 24: En het Woord Gods wies, en vermenigvuldigde. Het Evangelie van Jezus Christus is niet te stuiten.”
God laat Zijn biddende gemeente niet in de steek, zei ds. Plantinga. „Daarom roep ik u op te bidden voor onze kerken, en om de komende weken samen te bidden voor onze synode. De duivel is niet bang voor klagende kerkmensen. Daar geniet hij van. Mensen die precies kunnen vertellen hoe slecht het allemaal gaat. Maar de duivel is doodsbenauwd voor christenen die ondanks alles hun handen vouwen. Sta op, o God, denk aan Uw verbond.”