Regels voor beëindiging leven weer ter discussie
Het staat allesbehalve vast dat nieuwe meld- en toetsingsprocedures gunstig zullen uitpakken voor de bereidheid van artsen melding te maken van levensbeëindigend handelen bij wilsonbekwamen. Dat stelt universitair hoofddocent gezondheidsrecht mr. dr. M. Buijsen van de Erasmus Universiteit Rotterdam desgevraagd.
De jurist, die tevens lid is van de commissie levenseinde van het Erasmus Medisch Centrum, reageert hiermee op de brandbrief die de artsenorganisatie KNMG dinsdag verstuurde aan staatssecretaris Ross van Volksgezondheid.
Artsen hebben volgens deze brief dringend behoefte aan nieuwe meld- en toetsingsprocedures voor levensbeëindiging zonder verzoek bij ernstig gehandicapte pasgeborenen of wilsonbekwamen in de terminale fase. Ook pleit de organisatie voor een externe toetsingscommissie die dergelijke meldingen onderzoekt. Het aantal meldingen zou daardoor toenemen.
Volgens Buijsen staat het echter niet vast dat de nieuwe procedures inderdaad die uitwerking zullen hebben. „Sinds de instelling van de regionale toetsingscommissies eind jaren negentig is het aantal euthanasiemeldingen alleen nog maar gedaald. Het ministerie van Volksgezondheid onderzoekt momenteel hoe dat komt. Het lijkt me verstandig eerst de uitkomsten van dat onderzoek af te wachten.”
Ook het gebrekkige functioneren van de al bestaande raadgevende toetsingscommissies in academische ziekenhuizen spreekt boekdelen, aldus Buijsen. „Protocollen schrijven voor dat artsen bij levensbeëindiging zonder verzoek verplicht zijn deze commissies te raadplegen. In de praktijk zijn ze daar echter zeer terughoudend mee.”
Mocht dat worden ingegeven door de angst voor strafrechtelijke vervolging, dan is dat onterecht, zegt Buijsen. „Cijfers over het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie wijzen uit dat artsen op dit vlak weinig te duchten hebben.”