Column: Koerden, woorden en daden
Zaterdag trok een groep van 4000 demonstranten door Den Haag. Dit keer geen boeren, maar Koerden en hun sympathisanten. Ze scandeerden: „Erdogan terrorist!” De Turkse president ziet zichzelf als een bestrijder van terrorisme, nu het Turkse leger Noord-Syrië binnentrekt. Maar in feite beoogt hij een etnische zuivering. De huidige bevolking wordt verdreven om ruimte te creëren voor meer dan drie miljoen Syrische vluchtelingen. Dit lijkt verdacht veel op de ”bevolkingspolitiek” van andere dictators voor wie een mensenleven nauwelijks telde.
In het gebied dat president Erdogan wil gaan inrichten als een zogenaamde ”veilige zone” langs de zuidoostelijke grens, wonen behalve Koerden en Jezidi’s ook tienduizenden Syriac-christenen. Zij allen vrezen voor hun leven, have en goed. Want de kans is groot dat de regio, die nu wordt gecontroleerd door de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF), door Turkije wordt overgedragen aan jihadistische of islamistische groepen. Dat wordt dus allesbehalve een veilige zone voor de mensen die er tot recent in betrekkelijke rust en vrede konden leven.
Wat bezielt Erdogan? Al bijna een eeuw lang bestrijden de Turken het bestaansrecht van de Koerden, een bevolkingsgroep met een omvang van tussen de 30 en 40 miljoen mensen. De Koerden zijn het grootste volk ter wereld zonder eigen staat. Zij leven verspreid over zes landen: Turkije, Syrië, Irak, Iran, Armenië en Azerbeidzjan.
Nu de Iraakse Koerden na de overwinning op Saddam Hoessein wel een behoorlijke mate van zelfstandigheid hebben en de Koerden in Syrië zich ook een eindweegs in die richting ontwikkelen, ziet Erdogan het spook opdoemen dat Koerden in Turkije hun aspiraties concreet gaan vormgeven. Ze vormen bijna een kwart van de Turkse bevolking. En de strijders van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) zijn bepaald geen lieverdjes die je met fluwelen handschoenen kunt aanpakken. Geen wonder dat Erdogan alles op alles zet om te voorkomen dat de Koerden een aaneengesloten grondgebied bewonen aan deze en gene zijde van de Turkse grens. Daarom drong hij al langere tijd bij de Amerikaanse president Trump aan op een veiligheidszone. Met de doorzichtige smoes dat hij de terroristen van de PKK wil bestrijden. Als nu de Amerikanen eens zo vriendelijk waren om met het oog op de Turkse staatsveiligheid te vertrekken? Tegen alle wijze adviezen en tegen de wens van bondgenoot Israël in, voldeed Trump aan dat verzoek.
In Europa schuiven velen de schuld van de nu ontstane chaos in Noord-Syrië volledig in de schoenen van president Trump. Hij blijkt een onbetrouwbare bondgenoot te zijn in de strijd tegen IS, nu hij de Amerikaanse troepen terugtrekt en zo hun Koerdische strijdmakkers keihard laat vallen. Met als risico dat IS-strijders uit hun gevangenschap ontsnappen, de strijd weer oppakken of terugkeren naar hun land van herkomst, waaronder ook Nederland.
Dat Trump in Noord-Syrië buitengewoon domme dingen doet, klopt. Maar met even veel recht en reden kan ook de vraag aan de lidstaten van de Europese Unie worden gesteld: waarom waren er wél Amerikaanse soldaten in Noord-Syrië gestationeerd, maar geen enkele van een Europese lidstaat? Heeft dat te maken met de vluchtelingendeal? In ruil voor geld houdt Turkije de grens met Griekenland gesloten. Maar zodra Europa Erdogan dwarszit, gaan de sluizen open en komen miljoenen Syriërs naar Europa. Ook al roepen Europese politici om het hardst dat zij zich niet laten chanteren, het gebeurt wel degelijk.
SP-Kamerlid Sadet Karabulut toonde zich zeer verontwaardigd over het Turkse geweld tegen haar mede-Koerden. Daarbij had ze de hele Tweede Kamer aan haar zijde. Maar we moeten wel drie dingen bedenken: 1. de SP wil sinds jaar en dag bezuinigen op defensie; 2. de SP is tegen militaire interventies; 3. Karabulut stemde tegen het voorstel dat Nederland een militaire bijdrage zou leveren aan een bufferzone tussen Turkije en de Koerden. Dat maakt haar stellingname zwak en ongeloofwaardig. Heel het Westen laat de Koerden op een beschamende manier in de steek. En dat is niet voor het eerst.
De auteur is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP.