Binnenland

„Zelfs Balkenende met bolhoed weiger ik”

„Ik wil geen hoofddeksels. Dat geldt een moslima met een hoofddoek, maar ook als Balkenende met een bolhoed binnenkomt, moet hij die afzetten.” Eigenaar Paul Mulder van restaurant de Haagsche Lounge in Den Haag hield dinsdag voor de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) voet bij stuk.

Niek Stam
25 August 2004 11:06Gewijzigd op 14 November 2020 01:33
UTRECHT - De moslima’s Nadia Akkouh (r.) en Siddeeqah Sharif vochten dinsdag voor de Commissie Gelijke Behandeling het besluit van restauranteigenaar Paul Mulder (l., met zijn zoon Dennis) aan die hun de toegang tot zijn Haagse restaurant weigert omdat ze
UTRECHT - De moslima’s Nadia Akkouh (r.) en Siddeeqah Sharif vochten dinsdag voor de Commissie Gelijke Behandeling het besluit van restauranteigenaar Paul Mulder (l., met zijn zoon Dennis) aan die hun de toegang tot zijn Haagse restaurant weigert omdat ze

Bij de commissie in Utrecht diende de klacht die het Bureau Discriminatiezaken Den Haag namens vier moslima’s had ingediend tegen de restauranteigenaar. Hun was in de afgelopen maanden de toegang tot de zaak, gevestigd aan de Haagsche Bluf, ontzegd.

Geen hoofddeksel, luiden de huisregels van de Haagsche Lounge. Die waren volgens eigenaar Mulder opgesteld na eerdere problemen met „samenklittende groepjes jongeren met petjes en mutsen.” Per 1 januari werd onder meer besloten een leeftijdsgrens van 21 jaar in te voeren, samen met het omstreden hoofddekselverbod. „En het werkt perfect.”

Mulder wond er dinsdag geen doekjes om. „Het zijn mijn huisregels en die gelden voor iedereen.” Hij was dan ook niet onder de indruk van klaagster Nadia Akkouh. Ze toonde zich geschokt over zo veel onbegrip voor haar religieuze kledingstijl. „Waarom mag iedereen bij u naar binnen, behalve ik?”

Mulder: „Natuurlijk mag ze naar binnen, graag zelfs. Maar zonder hoofddoek.”

Dezelfde boodschap kreeg Akkouh 11 juli te horen van een serveerster in de Haagsche Lounge. „Een Marokkaanse nog wel.” Dat deze over de regels weigerde met haar in discussie te gaan, stoorde de jonge Marokkaanse zichtbaar. „Het kwam zeker te dichtbij voor haar, omdat haar moeder wél een hoofddoek draagt.” Akkouh moest evenwel vertrekken.

Klaagster twee werd in juni bij de deur tegengehouden. „Ik kwam vaak met mijn man in de Haagsche Lounge. Altijd konden we naar binnen, totdat ik een keer alleen kwam. Ik mocht zelfs niet naar mijn vrienden lopen die er al zaten. Die moest ik vanbuiten opbellen dat ik er niet in mocht.”

Beide vrouwen wendden zich tot het Bureau Discriminatiezaken. Dat diende mede namens twee andere vrouwen een klacht in bij de CGB. Indirecte discriminatie, vond het bureau, dat nog tien klachten over de zaak had ontvangen.

Eigenaar Mulder -lange roze blouse en felgestreepte broek- hoorde de verhalen van de klaagsters dinsdag met instemming aan. „Ik was er zelf niet bij, maar ik kan me voorstellen dat het zo is gegaan.”

De twee partijen leken voor de CGB geen stap tot elkaar te komen. Mulder zei niets te weten van een selectie op religieuze gronden, zoals hem werd verweten. „Ik heb niets tegen moslims. Net zomin als tegen Joden of wie dan ook. We vragen mensen alleen netjes om hun hoofdbedekking af te doen en dat doet ook iedereen zonder problemen. Behalve deze dames.”

„Maakt u geen uitzondering voor iemand die iets uit religieuze overtuiging draagt?” wilde een commissielid weten. „Natuurlijk niet”, zegt Mulder, „ik wil één lijn trekken, anders is het discriminatie.” Dezelfde wet geeft anders wel een speciale plaats aan religieuze symbolen, aldus voorzitter mr. A. G. Castermans.

Waarom dragen de klaagsters eigenlijk een hoofddoek, wilde de commissie weten. Nadia Akkouh: „Het hoort bij mijn persoon en mijn moslimzijn. Ik kan me ermee onderscheiden en het geeft me zelfvertrouwen. De precieze achtergrond uit de koran ken ik niet.” De tweede klaagster zegt enige tijd voor het voorval te hebben getwijfeld over haar hoofddoek. „Maar nu mij zoiets overkomt in het tolerante Nederland, houd ik hem op. Zeker weten.”

Mulder is niet de enige restauranthouder die regels stelt, weet hij. „In een zaak rond het Binnenhof zijn spijkerbroeken verboden en moet je per se een stropdas dragen. Dat geldt al jaren en daar doet ook niemand moeilijk over. Bij ons zijn het petjes, keppeltjes, bolhoeden, mutsen enzovoorts, die moeten af. Behalve een bruid, die mag van mij dat ding -hoe heet het?- wel ophouden.” En iemand die een chemokuur volgt? vraagt de voorzitter. Mulder: „Daarvoor zal ik een uitzondering maken.”

En verder wil hij nog kwijt dat hij de regel ook een kwestie van smaak vindt. „Net als vroeger bij je moeder. Daar moesten ook eerst de handen gewassen en de petjes af, pas daarna kreeg je eten.”

Uitspraak volgt binnen acht weken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer