Kabinet: geen hogere maximumstraf voor moord
Ministers Ferd Grapperhaus en Sander Dekker (Justitie en Veiligheid) voelen er niks voor de maximale tijdelijke straf voor moord te verhogen van 30 naar 40 jaar. Als ultieme straf is er ook levenslang, en volgens de ministers is het gat tussen deze twee straffen niet te groot.
Het vorige kabinet liet onderzoeken of de maximale straf voor moord wel hoog genoeg was. De onderzoekers hadden een aantal bezwaren tegen een verhoging, en ook de ministers zien dat om verschillende redenen niet zitten.
Een van de gebruikte argumenten is dat het ‘strafgat’ tussen 30 jaar en levenslang, te groot zou zijn, onder meer omdat een veroordeelde onder de huidige regels na het uitzitten van twee derde van de straf voorwaardelijk vrij kan komen. Het kabinet wil er echter voor zorgen dat een veroordeelde pas maximaal twee jaar voor het einde van de straf vrij kan komen. De Eerste Kamer moet nog wel instemmen met dit plan.
Er is ook een aantal andere delicten, waarvoor de maximale straf 30 jaar is. Als het kabinet nu alleen voor moord de strafmaat zou verhogen, zou dat ongelijkheid in het systeem veroorzaken, argumenteren Grapperhaus en Dekker.
Ook vanuit partijen in het strafrecht zou er amper een roep klinken om verdere verhoging. Slachtofferorganisaties zeggen dat nabestaanden wel positief staan tegenover een verhoging, maar de ministers denken dat andere maatregelen meer „genoegdoening” opleveren, zoals het recht om gehoord te worden tijdens een proces.
De maximale straf voor doodslag ligt momenteel op 15 jaar. De ministers werken wel aan een plan om dat te verhogen, schrijven ze in een brief aan de Tweede Kamer