Welvaart in Azië funest voor zeldzame dieren
China en andere Aziatische landen halen hun economische achterstand op het Westen snel in. Voor de zeldzame en exotische dieren in de regio is dat geen goed nieuws.
De nieuwe rijken van Azië zijn namelijk gek op het verzamelen van olifanten, reuzenschildpadden en zeldzame vogels. Er zijn dringend beschermende maatregelen nodig, zo bleek afgelopen week op een conferentie van de Aziatische Vereniging voor Natuurbescherming in Tokio.
De handel in wilde dieren brengt per jaar 8 miljard dollar op. Het zijn niet enkel rijke Europeanen en Amerikanen die er een sport van maken zeldzame dieren te verorberen en te verzamelen. „De Aziaten worden rijker en daardoor stijgt de vraag naar exotische en zeldzame diersoorten”, zegt Masayuko Sakamoto, directeur van de in Japan gevestigde Aziatische Verenigingvoor Natuurbescherming. „Azië is nu tegelijk een belangrijke leverancier en dé groeimarkt voor de handel in bedreigde diersoorten.”
De helft van de Aziatische schildpadden- en reuzenschildpaddensoorten zijn nu met uitsterven bedreigd, schat de Amerikaanse Wildlife Conservation Society. Japan importeert elke maand 29.000 levende reuzenschildpadden en neemt daarmee meer dan de helft van de internationale vraag voor zijn rekening.
De nieuwe groeimarkt voor wilde diersoorten is zonder twijfel China. Wilde dieren worden er verkocht als voedsel, medicijn of huisdier. Per jaar worden nu een miljoen kilo slangen naar China verscheept om als delicatesse te worden geserveerd, zegt de Wildlife Conservation Society. Ook de Maleisische reuzenschildpad, een soort die voorkomt in Indonesië, Maleisië en Thailand, wordt zo intensief verhandeld dat de soort op de lijst van bedreigde diersoorten terecht dreigt te komen. Dagelijks wordt er in China 2 tot 3 ton van verorberd.
Ook de Aziatische olifant heeft het niet gemakkelijk. De soort is nog steeds beschermd, maar de populatie gaat al decennia achteruit. Naar schatting leven er nog een kleine 2000 olifanten in Thailand - de populatie is twintig keer kleiner dan in 1950.
Veel kan volgens dierenbeschermers verholpen worden door de gaten in het internationale verdrag over de handel in bedreigde dier- en plantensoorten (Cites) te dichten. De conventie laat toe dat Aziatische olifanten, tijgers en andere diersoorten worden geëxporteerd voor wetenschappelijke of niet-commerciële doeleinden, bijvoorbeeld fokprogramma’s.
Olifanten planten zich echter nauwelijks voort achter tralies, zegt Alive, een organisatie die de handel in Aziatisch wild op de voet volgt. „In 2002 werd er in Japan één olifantenjong geboren in gevangenschap, maar er werden er wel zeventig geëxporteerd voor fokdoeleinden”, zegt Fusako Nogami, hoofd van Alive.
De werkelijke motivatie voor de export is van een andere aard, aldus Nogami. „Jonge olifanten worden naar Japan gezonden om ermee te fokken in dierentuinen of om te dienen als relatiegeschenk aan prominenten. Dat draagt allemaal bij tot de vernietiging van de soort.”