„Visie op verbond geeft diepte aan prediking”
Hoe stellen predikanten het verbond op een goede manier in de preek aan de orde? Die vraag stond centraal in de lezing die ds. D. J. Diepenbroek vrijdagavond in Woudenberg uitsprak ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar aan het Hersteld Hervormd Seminarium.
Doop en verbond zijn belangrijke thema’s in de theologie, maar christenen moeten er ook voor oppassen. Tenminste, dat gevoel krijgen ze volgens ds. Diepenbroek al snel bij veel uitspraken over deze heikele thema’s. „Wij kunnen theologisch afgewogen zeggen dat wij de doop niet mogen overschatten en niet mogen onderschatten. Wij mogen het verbond niet overschatten en niet onderschatten.”
Het zijn uitspraken waarmee de predikant van de hersteld hervormde gemeente van Hasselt-Rouveen-Zwolle het helemaal eens is. Maar tegelijkertijd wijst hij er op dat ze weinig zeggen. Als predikanten slechts in algemene termen wijzen op de gevaren van onder- en overschatting, en het daar verder bij laten, bestaat het risico dat doop en verbond „iets van het grijze midden” worden. Daarom is het belangrijk om helder en concreet uit te werken wat het verbond precies inhoudt.
Als het verbond onder- of overbelicht wordt, verliest de prediking aan diepte. Bij onderbelichting „wordt de hoorder niet geplaatst in het licht van zijn verhouding tot de God van het verbond. De beloften van het verbond kunnen niet op het hart gedrukt worden. Het ongeloof kan niet gezien worden in het kader van de verbondswraak.”
Maar bij overbelichting dreigt het gevaar dat, met een citaat van ds. G. Boer, „het verbond en de prediking daarvan de klem van de roep tot geloof en bekering afzwakken.” Daarom is het volgens ds. Diepenbroek van belang „om in de prediking te benoemen dat er tweeërlei kinderen van het verbond zijn. Er zijn ranken die vrucht dragen en ranken die geen vrucht dragen. Het is de dood in de pot als dit verschil niet functioneert in de prediking.”
De verschillende groepen die zich onder het gehoor van een predikant bevinden, hebben elk een eigen benadering nodig. „Sommige mensen zijn ervan overtuigd dat zij vruchtdragende ranken zijn, sommige mensen zijn ervan overtuigd dat zij ranken zijn die geen vrucht dragen”, aldus ds. Diepenbroek. „Er zullen echter ook mensen onder uw gehoor zitten die zich afvragen of zij nu een vruchtdragende rank zijn of niet. Wat hebt u zulke hoorders te zeggen?”
Wat ds. Diepenbroek betreft hoeft ”kenmerkenprediking” in dit verband niet geschuwd te worden, als het maar over de juiste kenmerken gaat: „Waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid naar God over de zonden, honger en dorst naar de gerechtigheid.”
Verder benadrukte de spreker twee lijnen. Enerzijds: „Wij zijn geroepen in de prediking stil te staan bij de aangrijpende mogelijkheid dat verbondskinderen verloren gaan. Wij mogen niet zwijgen over de toekomende toorn. De hel laat zien dat God in eeuwigheid aan Zijn verbond gedenkt: de rijke man in de vlam wordt ”kind” genoemd.” Anderzijds: „U hebt niet alleen een boodschap voor ranken die geen vrucht dragen, maar ook voor vruchtdragende ranken. Spreken naar het hart van Jeruzalem. Mensen denken al gauw dat dat wil zeggen: kinderen van God in de preek bevestigen, of hun weg verklaren. Maar ik ben bang dat in zo’n prediking het snoeimes vroeg of laat bot gaat worden. Alles van onszelf moet gesnoeid worden om meer en meer te leunen op het werk van Christus.”
Uiteindelijk komt ds. Diepenbroek in het midden uit: het verbond niet onderschatten en niet overschatten. De prediking die daaruit voortkomt is appellerend: „Wij mogen in de prediking het liefdesbevel van Christus laten uitgaan in de wetenschap dat wij geen mensen in beweging kunnen brengen, maar in het geloof dat de Geest het onmogelijke mogelijk maakt.”
Studenten
Tijdens de opening van het academische jaar verzorgde rector prof. dr. W. van Vlastuin de meditatie. Het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam telt acht nieuwe eerstejaarsstudenten, onder wie één bijvakstudent. Het totaalaantal studenten cirkelt momenteel rond de vijftig.