Sinds de rechtbank in Amsterdam Z. een half jaar geleden sommeerde zijn huis te ontruimen, is hij niet meer bij het justitiegebouw weg te slaan. Iedere werkdag om 10.00 uur arriveert hij. Getooid met Palestijnse vlaggen valt hij personeel en bezoekers van de rechtbank lastig en schreeuwt hij antisemitische leuzen. Vooral de voorzieningenrechter die hem veroordeelde, moet het ontgelden. Z. weigert te vertrekken voor zij haar biezen pakt. Om 18.00 uur vertrekt Z. weer.

De voorzieningenrechter van de rechtbank in Haarlem die over het geschil oordeelde, vindt dat de Staat (in dit geval de rechtbank in Amsterdam) terughoudend moet zijn in het voeren van procedures. De rechter stelt vast dat Z. de openbare orde verstoort. Dan is niet een civiele procedure het eerst aangewezen middel, maar moeten de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde, optreden. Het gaat dan om de burgemeester of de politie. Een civiele procedure is een laatste redmiddel en moet pas worden ingezet als al het andere is geprobeerd en zover is het nog niet, oordeelt de rechter.