Schepen schutten zonder schuttingtaal
Water trekt bij warmte. Toeristen zoeken dan massaal verkoeling op meren en plassen. Op IJsselmeer en Markermeer is ruimte genoeg. Alleen bij de sluizen blijft het dringen. Sluismeesters houden het hoofd koel en proberen irritaties te voorkomen. Bij het gloednieuwe naviduct lukt dat aardig.
Bij de Krabbegatsluizen onder de rook van Enkhuizen krioelen de pleziervaartuigen door elkaar heen. Van een statig jacht met de naam Grand Allure tot de simpele speedboot Pippo of een zeilboot met de toepasselijke aanduiding Blowing in de wind. Een windkracht 3 doet het IJsselmeer kabbelen en -aan de andere kant van de dijk- het Markermeer rimpelen.
Tien meter hoger, in de werkruimte van de sluismeester, wemelt het op de radar van de oranje stipjes. De sluizen lijken op een trechter waar alle vaartuigen door moeten. Zonneschermen houden het felle zonlicht buiten en een zoemende airco zorgt voor een aangename temperatuur.
Jan Bakker bedient deze morgen de knoppen. Een tiental schermen geeft hem alle informatie die nodig is. Hoewel de computer veel handelingen overneemt, blijft menselijk ingrijpen af en toe nodig. Bakker grijpt naar de microfoon en sommeert enkele Duitsers verder de sluis in te varen: „So weit möglich nach vorn.” Hoofdsluismeester Hans van Hemert voegt eraan toe: „Ze denken soms dat het een parkeerplaats is waar je kunt staan waar je wilt.”
Van Hemert kijkt over het water. „Ons vak lijkt zo simpel, maar een sluismeester moet ogen en oren voor en achter hebben. Al die schepen willen we op een klantvriendelijke manier door de sluis heen helpen, schutten noemen we dat. De sluismeester registreert daarbij de gegevens van de grotere schepen. Per jaar passeren hier 15.000 beroepsschepen en 70.000 recreatievaartuigen.”
De piek van de laatste categorie ligt in het zomerseizoen. Dat zorgde in het verleden voor chaotische taferelen. Sinds vorig jaar kan de scheepvaart echter gebruik maken van het naviduct. Dit is een sluis waarbij al het wegverkeer 20 meter lager onder de sluizen doorduikt. „Bijna 9000 voertuigen per dag passeren de dijk tussen Lelystad en Enkhuizen. Die moesten andere jaren minimaal twintig minuten wachten. Voor de schippers waren de wachttijden nog langer: vier tot zes uur lagen hun boten voor de sluis te dobberen. Voor de beroepsvaart leverde dat grote economische schade op.”
Het oponthoud zorgde voor irritaties. „Een enkele keer konden automobilisten het niet laten ons huisje met stenen te bekogelen en scheldkanonnades schalden regelmatig over het water. De drukte zorgde voor veel bekijks. Mensen zaten op stoeltjes bij de sluizen te kijken. Soms dacht ik wel eens dat ze daar kwamen om hun woordenschat op het gebied van schuttingtaal uit te breiden.”
De scheiding van de verkeersstromen op weg en water haalt de ergste druk van de ketel. „Maar tijdens topuren blijft het bij de sluizen erg druk. Denk bijvoorbeeld ook aan zeilwedstrijden of aan de mosselvloot die terugvaart van de Waddenzee naar Zeeland. Overdag zijn daarom continu twee mensen paraat om alles in goede banen te leiden met marifoon, luidspreker en praatpaal. Anders wordt het een zooitje en komt de irritatie alsnog boven.”
Bakker pakt zijn microfoon. „In het midden van de sluis is ook water.” Gezagsgetrouw varen enkele kleine bootjes in de open plekken.
Van Hemert -voorheen schipper op een binnenvaarttanker- doet zijn werk met plezier. „Hoewel Rijkswaterstaat een overheidsinstelling is, zien wij onszelf als een dienstverlenend bedrijf. Dat maakt dit werk zo mooi. Iedere dag hebben wij contact met honderden mensen.”
Van oudsher bestaat het conflict tussen plezier- en beroepsvaart. Van Hemert ontkent dat de laatste categorie voorrang heeft. „Dat is onjuist. Wel geven we de grote schepen uit veiligheidsoverwegingen een plekje vooraan in de sluis. Als de schroef dan dienst weigert bij het afremmen, ontstaat er geen paniek bij kleine bootjes die vermorzeld dreigen te worden.”
In een uur tijd zijn ongeveer 250 vaartuigen geschut, waaronder De Scarabee met Jan Visser aan het roer. „Het gaat nu vlot. Vorig jaar namen we nog de Houtribsluizen bij Lelystad om de drukte hier te vermijden.”
Een jongen in een zwemvest loopt langs en overhandigt Visser het tijdschrift ”Boten” Hij stelt zich voor als Dennis de Feij. „De uitgever wil het blad promoten en geeft het daarom gratis weg. Het schijnt het dikste botenblad van Nederland te zijn.”
Hij lijkt niet zeker van zijn zaak. Evenmin kan hij vertellen of de actie veel oplevert. Wel vindt hij het een mooie vorm van vakantiewerk. „Het is nu mooi weer, dus ik kom snel van mijn exemplaren af. Dat was in juli wel anders.”
voetnoot (u17(Dit is deel 6 en tevens het slot van een zomerse serie.