Machoduiker zoekt de grens op
Duiken vereist zorgvuldigheid. Machoduikers nemen risico’s en zoeken grenzen op. Dat werkt ongelukken in de hand.
Het aantal duikongevallen neemt explosief toe, meldde het Hyperbaar Centrum in Goes vorige week. Dat verbaast Harmen van den Heuvel (65) uit Biervliet niet. Van den Heuvel duikt sinds 1978, heeft ruim 5000 duiken op zijn naam en won verschillende grote prijzen met filmopnamen die hij onder water maakte. „Je hebt duikers die niet zozeer uit een innerlijke drang duiken, maar meer om indruk op anderen te maken”, vertelt Van den Heuvel. Die groep vindt het stoer om te duiken, wil snel de diepte in en zoekt zo de grenzen op.
Als een duiker zich op een bepaalde diepte heeft bevonden, moet hij bij het weer opstijgen op verschillende dieptes stops van soms wel een kwartier maken om te voorkomen dat er te veel stikstof in zijn bloed achterblijft. Wie zich daaraan houdt, zal nooit in de problemen komen, benadrukt Van den Heuvel. „Ik heb in Micronesia onderwateropnamen gemaakt en heb toen in twee weken 77 duiken gemaakt op een diepte van tussen de 30 en de 40 meter. Nooit problemen gehad. Maar ik had ook toen al veel kennis van het duiken, met minimaal 2500 duiken achter de rug, en ik was in topconditie.”
Dat iemand om probleemloos te duiken lichamelijk een prima conditie moet hebben, staat volgens de Zeeuw buiten kijf.
Stikstofdeeltjes
„Onder duikers zijn tegenwoordig steeds meer zware mensen. Bij hen blijven stikstofdeeltjes lang in het vetweefsel zitten. Dat is een risico. Maar ik zie om mij heen ook steeds vaker mensen die lichtvaardig aan de duiksport beginnen. ’s Morgens nemen ze een duik in de Oosterschelde, nadien gaan ze in de brandende zon uitgebreid barbecueën met een pilsje erbij, om vervolgens opnieuw te gaan duiken. Die alcohol in hun bloed is al niet goed, maar ze kunnen door het warme weer in hun zwarte duikpakken ook nog warmtestuwing krijgen.
Je ziet mensen met grotere persluchtflessen het water in gaan dan nodig. Soms hebben ze twee flessen van elk 12 liter op hun rug, terwijl je voor een duik in de Oosterschelde, die nergens dieper is dan 20 meter, aan één fles van 12 liter genoeg hebt.”
Mensen willen van alles tegelijk: joggen, tennissen, op karate en ook nog eens duiken. Daar wordt handig op ingespeeld, merkt hij. „De duikcursussen van de bij de Nederlandse Onderwatersport Bond aangesloten verenigingen zijn prima in orde: degelijk, niet gejaagd. Maar er zijn ook mensen die op vakantie bij het zwembad voor een paar honderd euro een cursus van een week volgen bij een duikschool en dan met een vakantiebrevetje naar huis gaan. Dan mis je natuurlijk de skills om verantwoord te duiken.”
De toename van het aantal ongelukken verbaast Van den Heuvel niet, en dat terwijl de duiksport volgens hem wel veel veiliger is geworden. „Tegenwoordig moet je naar de oppervlakte stijgen met een snelheid van 10 meter per minuut volgens de huidige Zwitserse tabellen; in de jaren tachtig was dat 18 meter per minuut volgens de US Navytabellen. Toch waren er toen minder ongelukken. Aan de hand van de toenmalige Franse tabellen nam je 6 uur de tijd om het stikstof uit je bloed te krijgen, nu is dat volgens de huidige Zwitserse tabellen maar liefst 26 uur!
Als ik het water in ga weet ik van tevoren precies op welke plek ik afdaal en waar ik eruit ga. Dat heb ik allemaal al uitgedokterd. Ik moet een plan B hebben, anders begin ik er niet eens aan.”
Dronkenschap
„En elke duiker moet beseffen dat wanneer je dieper gaat dan 30 meter, er altijd een risico is. Al bij 10 meter diepte neemt je reactiesnelheid af. Vroeger noemden duikers dat ”de dronkenschap der diepte”. Elke 10 meter die je afdaalt staat gelijk aan het drinken van een glas martini.”