„Iedere maandag een week minder”
In de gang fungeert een granaathuls als paraplubak. Op de deur naar de keuken hangt een lijstje met de weken die nog resten. In de kamer een grote bos bloemen. „Dat werd maandag bezorgd. Met een handgeschreven kaartje van Arie erbij.”
Janine de Blois-van Herk (23) is getrouwd met militair Arie de Blois (26). Ze leven deze maanden gescheiden. Zij thuis in Apeldoorn, hij werkt als kok op een kamp in Basra. Samen met 1350 andere Nederlandse militairen in Zuid-Irak ondergaat hij dagelijks de dreiging van kogels en mortieren. Zij voelt de spanning.
Uit de kerk afgelopen zondag ging Janine bij haar schoonouders op de koffie. Ze trof ze aan bij de radio. „Normaal luisteren ze nooit op zondag, dus er moest iets aan de hand zijn. Op dat moment schrok ik best wel.”
Snel werd duidelijk dat er onder de Nederlandse militairen in Zuid-Irak weer een dode te betreuren is. Een 29-jarige wachtmeester van de marechaussee werd zaterdagavond gedood toen hij in een ongepantserd voertuig onder vuur werd genomen. Vijf andere Nederlandse militairen raakten bij diezelfde beschieting gewond.
„Vanaf vorige week woensdag hoorde ik al van Arie dat het onrustig was in het gebied. De Iraakse keukenhulpjes kwamen niet meer opdagen. Dat is een signaal.” Soms is er echt gevaar. „Eén keer moesten ze allemaal naar de bunkers. Er liep een man met een mortier buiten het kamp, werd er gezegd. Ze worden wel eens beschoten.”
Als kok komt de Apeldoorner nauwelijks van het kamp in Basra af. „Hij moest een keer broodbeleg, hagelslag en pindakaas, halen bij een ander kamp. En hij is een dag gaan zwemmen aan de kust in Koeweit. Dan moeten ze wel scherfvest, helm en wapen meenemen.”
Man en vrouw houden contact via telefoon (één keer per week), internet en post. „E-mail houd ik niet zo van. Schrijven is veel leuker.” Pas kreeg ze van hem een flesje parfum. Zij stuurt pakketjes die kant op. „Met cadeautjes, wat lekkers, iets te lezen en tekeningen van zijn broertjes en zusjes.”
Toen Arie, korporaal eerste klas, in april hoorde dat hij naar Irak moest, was dat voor Janine „even heel erg schrikken.” Een maand later viel de eerste Nederlandse dode in het gebied. „Daar heb ik niet lang bij stilgestaan. Het was er maar één, dat vond ik nog meevallen. De Amerikanen hebben al meer dan 900 doden.”
Op 28 juni vertrok De Blois naar Irak. Janine ging niet mee naar de kazerne, ze namen thuis afscheid van elkaar. „Als ik al die huilende vrouwen zie, word ik er door aangestoken.”
Haar man werd eerder als militair uitgezonden naar Bosnië en Kosovo, maar dat is al weer vijf jaar geleden. „Ik had nog gezegd dat ik niet met hem zou trouwen als hij militair bleef.” Lachend: „In september zijn we een jaar getrouwd.”
De viering van hun eerste trouwdag maakt Arie niet thuis mee. Waarschijnlijk komt hij in de eerste week van oktober weer terug naar Apeldoorn. „De keuken waar hij werkt, wordt overgenomen door burgers.” Ze telt de weken af. „Iedere maandag wordt het een week minder.”
Janine, activiteitenbegeleidster in een bejaardencentrum, probeert de situatie in Irak zo veel mogelijk van zich af te zetten. „Op een gegeven moment leef je alleen nog maar voor het nieuws op het hele uur. Arie heeft afgeraden om alles te volgen, Irak is zo groot.”
Contact met lotgenoten heeft ze niet. „Zo’n type ben ik niet. Ik red mezelf wel.” Mocht er behoefte zijn aan informatie of een luisterend oor, dan is er vanuit defensie van alles georganiseerd. Haar schoonmoeder houdt een plakboek bij. „Artikelen over Irak uit de krant en foto’s. Als we bijvoorbeeld een keer naar de Apenheul zijn geweest.”
De foto’s op de keukendeur zijn van de laatste vakantie, net voordat Arie naar Irak vertrok. „We hebben toen geprobeerd een boekje in te vullen dat we van defensie kregen. Allerlei vragen over wat er moest gebeuren als Arie zou komen te overlijden. Hoe de uitvaart is geregeld, welke dominee de begrafenis doet en nog meer. Dat was best wel heel confronterend.”
Ze heeft er geen moeite mee dat haar echtgenoot militair is. „Hij werkt op een kazerne in Ermelo. Het is een normale baan met werktijden van negen tot vijf.” Eenmaal terug uit Irak is korporaal De Blois van plan te gaan studeren. „Hij wil docent worden. Ik houd hem niet tegen.”
Als hij straks weer thuis is zal het best wennen zijn, denkt Janine. „Alleen al het weer normaal over straat kunnen. En de temperatuur. Hij zit dagelijks een uurtje voor zijn tent in 50 graden, schreef hij. Bij 30 graden vindt hij het fris. Als ik hem straks in Eindhoven ophaal, neem ik maar een extra jas en een trui mee.”