Ongegeneerd snuffelen in privé-post
Titel:
”Ik hou van jou. De mooiste liefdesbrieven uit de wereldgeschiedenis”
Auteur: Margreet Fogteloo (samenst. en red.)
Uitgeverij: Bruna, Utrecht
ISBN 90 229 8580 6
Pagina’s: 424
Prijs: € 24,95. Snuffelen in privé-post is een ongepaste bezigheid. Zeker als het gaat om zulke intieme epistels als liefdesbrieven. Desondanks stelde Margreet Fogteloo een lijvige bundel samen met persoonlijke brieven die bekende personen uit de wereldgeschiedenis aan hun geliefden stuurden. ”Ik hou van jou”, van Cicero tot Havel.
„Andermans liefdesleven intrigeert in hoge mate”, schrijft Margreet Fogteloo in het voorwoord van de bundel. Dat mag waar zijn, maar de uitnodigende conclusie die ze eraan verbindt is op zijn minst aanvechtbaar: „De lezer mag op een intiem terrein doordringen, daarmee verboden nieuwsgierigheid bevredigen zonder zich daarbij onbehagelijk te voelen.”
Wat bezielt iemand om zulke schrijfsels, die doorgaans niet voor publicatie zijn bestemd, uit te geven? Wordt de lezer er wijzer van? Volgens Fogteloo wel. „Werkelijk begrijpen hoe relaties werken doen geliefden zelf al meestal niet, laat staan die van anderen. Wat anderen in elkaar beroert laat zich in dit boek aan de hand van echte liefdesbrieven leren. Hopelijk helpen de onbevangen woorden van anderen liefdesverdriet vergeten of angst voor de liefde te overwinnen.” Die pretentie lijkt mij te hoog gegrepen. Sterke emoties als liefde en verliefdheid laten zich nu eenmaal niet relativeren door andermans bevindingen.
”Ik hou van jou” laat zich daarom alleen maar lezen met een ongezonde dosis ongegeneerde nieuwsgierigheid. Juist de epistels die het meest beantwoorden aan de omschrijving liefdesbrief zijn het minst verteerbaar. De correspondentie tussen de schrijfster Jeanne Reyneke van Stuwe en de dichter Willem Kloos is van een afstotende klefheid, waarbij het taalgebruik -mede door het misbruik van Gods naam- op sommige momenten beslist ontoelaatbaar is. Dat laatste geldt zéker voor de vulgaire en blasfemische onzin die schrijfster Anna Blaman haar vriendin Marie-Louise Doudart de la Grée toevoegt. Gelukkig zijn zulke brieven veruit in de minderheid.
Hooglied
Een meevaller is dat de subtitel -”De mooiste liefdesbrieven uit de wereldgeschiedenis”- niet de lading dekt, want de bundel bevat niet uitsluitend liefdesbrieven in de strikte zin van het woord. Uit Luthers brief aan zijn vrouw Katherin spreekt weliswaar een diepe genegenheid, maar die beperkt zich tot de eerste en de laatste zin.
Ook het bekende bijbelgedeelte uit 1 Korinthe 13 dat handelt over de liefde mag de naam liefdesbrief niet dragen. Margreet Fogteloo moet dat beseft hebben, want ze zette er -veel passender- boven: ”Het hooglied van de liefde”, al beschouwt ze het overgrote deel van de Bijbel als „gesproken woorden die bijeen zijn vergaard uit fabels, mythen en vertelsels, al dan niet afkomstig van serieuze bronnen.”
In de meeste bijdragen komen (veel) meer zaken aan de orde dan de gevoelens die geliefden voor elkaar koesteren. Dat levert soms mooie tijdsbeelden en karakterschetsen op. Een hoogtepunt is wat mij betreft de uitvoerige briefwisseling van de Tsjechische schrijver en latere president Václav Havel met zijn echtgenote Olga. Het is ontroerend om te lezen hoe deze veelgeplaagde man tijdens het communistische regime een tijd in de gevangenis doorbracht. Op een bewonderenswaardige manier slaagde hij erin zijn idealen hoog te houden. „Ik zou niet graag op 48-jarige leeftijd terug willen komen als het zwartgallige oude mannetje dat ik de laatste tijd aan het worden was, maar liever als de vrolijke jongen die ik eens geweest ben”, schreef hij op 3 november 1979 aan Olga.
Toch had hij de vitaliteit om zijn vrouw een steun in de rug te geven. „Je zult, naar het zich laat aanzien, behoorlijk lang alleen zijn. De opschudding rond mijn persoon, waar je tot nu toe mee te maken had (arrestatie, advocaat, pakketten, bezoeken, proces enz.) zal voorbijgaan en er zal een lange periode van onbestorven weduwe aanbreken met allerlei alledaagse beslommeringen. Ik vind dat je voor jezelf een levensvisie moet vaststellen.” Hij reikt haar vervolgens „wat losse gedachten” aan. „Mij zal het het meeste helpen, als ik weet dat jij je redt, dat je vrolijk en actief bent, dat je weet wat je wilt en dat je niet wanhopig wordt.”
De uitvoerige brieven die Multatuli schreef aan zijn vriendin Mimi Schepel geven een kijkje in het sociaal bewogen hart van de schrijver dat we zo goed kennen uit zijn beroemde boek ”Max Havelaar”. Al ontbreekt ook hier Multatuli’s venijnige afkeer van het christendom niet. Maar wat een vurig en literair pleidooi voor de verworpenen der aarde!
Fragmentarisch
”Ik hou van jou” is door zijn opzet tamelijk fragmentarisch. De brieven zijn uitgekozen omdat ze iets te maken hebben met het thema ”de liefde”. „De liefdebrief is waarschijnlijk de beste spiegel van een persoonlijkheid”, meent Fogteloo. Het is waar dat zulke brieven soms een heel ander licht werpen op iemands karakter, reden waarom veel aangeschreven actuele schrijvers niet aan het project wilden meewerken. Maar het beeld dat op deze manier ontstaat, is vaak vertekend en op zijn minst eenzijdig. De brieven zijn niet meer dan flarden uit mensenlevens.
Dat idee wordt nog versterkt door het feit dat de teksten weliswaar zijn voorzien van een historische inleiding, maar dat onduidelijkheden in de brieven niet worden toegelicht. Vincent van Gogh had bijvoorbeeld de gewoonte om van bepaalde mensen slechts de initialen te noemen. Zijn beoogde schoonvader, de predikant J. P. Stricker, duidt hij steevast aan als J. P. S. Met enige gepuzzel komt de lezer daar wel uit. Maar wie C. M. en H. G. T. zijn, blijft in nevelen gehuld. Dat is niet prettig. En over welke markies heeft Belle van Zuylen het toch steeds in haar brief aan Constant d’Hermenches? Ook niet helder is altijd aan wie een brief is geschreven. Boven sommige staan slechts plaatsnaam en datum. Zeker bij de langere briefwisselingen is dat wel eens verwarrend.
In een sporadisch geval geeft Fogteloo tussen blokhaken wel summiere uitleg bij bepaalde personen of begrippen. In een brief van Winston Churchill aan zijn vrouw Clementine gebeurt dat zelfs vier keer. S. B. blijkt Stanley Baldwin te zijn en de Nationale Unie is „van de conservatieve partij.” Maar of deze losse toevoegingen zo verhelderend zijn? Een uitvoerige annotatie zou de brieven meerwaarde hebben gegeven. Nu blijft de bundel te veel steken in het anekdotische.
Waardeloze bril
Voor wie daarvan houdt, valt er veel te genieten. Dat Luther van meester Christiaan een „waardeloze bril” kreeg waardoor hij „geen steek” kon zien, is aardig om te lezen. Dat Mozart zijn „liefste vrouwtje” verzoekt niet alleen te gaan wandelen („ga liever helemaal niet wandelen”), is aandoenlijk. En de zwartgallige humor van Vincent van Gogh doet de lezer onwillekeurig in de lach schieten. De schilder is verliefd geworden op een vrouw met kind. Zijn broer Theo is daar blijkbaar niet mee ingenomen. Vincent voegt hem cynisch toe: „Adieu kerel, doch voor gij toeslaat en mij de kop afhakt en die van Christien en ’t kind erbij… slaap er nog eens op.” Maar als het niet anders kan: „’Kop af’, maar liever niet ik heb hem nog nodig bij ’t tekenen.” En in een nóg zwarter PS: „Ook Christien en ’t kind zouden zonder kop niet poseren kunnen.”
Dat de grote Sigmund Freud een mens van vlees en bloed was, blijkt uit zijn briefje aan Martha Bernays op 19 juni 1882. Hij schreef het stiekem in het laboratorium: „Ik heb enkele blaadjes uit mijn agenda gescheurd om jou, terwijl mijn experiment gaande is, te schrijven. De pen is gestolen van het bureau van de professor, de mensen om me heen geloven dat ik mijn analyse doorreken (…). Naast me onderzoekt een domme armendokter een nog dommere zalf om te zien of deze niets bevat wat de gezondheid schaadt; voor mijn neus is mijn toestel aan de kook en borrelen de gasbellen die ik moet inbrengen.”