Kerk & religie

Tot Gods eer

Psalm 139:16

Cornelia Leydekker
29 June 2019 08:04Gewijzigd op 16 November 2020 16:24

„Uw ogen hebben mijn ongevormde klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was.”

In dit lichaam, zo kunstig als een borduursel gewrocht, met vel en vlees bekleed, met benen en zenuwen samengevlochten, is een adem des levens ingeblazen, die het beeld van de onsterfelijke God draagt. Haar afkomst is hemels, haar duurzaamheid is eeuwig en haar dierbaarheid overtreft de kostelijkheid van deze wereld. Zij was volkomen in haar wegen van dien dag af dat zij geschapen was, totdat er ongerechtigheid in haar gevonden is (Ezechiël 28:15). Zij was versierd met gerechtigheid en heiligheid. Haar werk en hoop was om haar Schepper recht te kennen, Hem van harte lief te hebben en met Hem in de eeuwige zaligheid te leven om Hem te loven en te prijzen.

O, mijn Formeerder, U loof ik, omdat Gij mij, wie Gij tot de onvernuftigste van Uw schepselen had kunnen maken, verrijkt hebt met een redelijke ziel. Och, dat ik de genade had om die gaven zo aan te leggen dat ze het meest mochten strekken tot de eer en de bevordering van Uw Naam.

Cornelia Leydekker, Middelburg (”Ernstige ziel-betrachtingen in heylige alleen-spraeken voor, onder, en na het houden der H. Avondmaels”, 1695)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer