Kerk & religie

Nu ga ik direct naar bed, anders zondig ik weer!

Een zesjarig meisje ging voor het eerst ter communie. En dus moest ze de dag ervoor eerst naar de biecht. Thuisgekomen zei ze: „Nu ga ik direct naar bed, anders zondig ik weer!”

K. van der Zwaag
13 August 2004 10:12Gewijzigd op 14 November 2020 01:31
AMSTERDAM – De sacramenten vormen voor de Rooms Katholieke Kerk een wezenlijke betekenis in het overbrengen van de genade. Reden voor Museum Amstelkring om door middel van voorwerpen en getuigenissen aandacht aan de zeven roomse sacramenten te besteden
AMSTERDAM – De sacramenten vormen voor de Rooms Katholieke Kerk een wezenlijke betekenis in het overbrengen van de genade. Reden voor Museum Amstelkring om door middel van voorwerpen en getuigenissen aandacht aan de zeven roomse sacramenten te besteden

Een vrouw haalt de herinnering uit haar jeugd op na het bezoeken van een expositie over de zeven sacramenten van de Rooms-Katholieke Kerk, ”Van doop tot dood”, opgesteld in museum en voormalige schuilkerk Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam.

De Rooms-Katholieke Kerk is na het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) behoorlijk veranderd. Dat blijkt uit een mondelinge toelichting van diverse rooms-katholieke geestelijken op de verschillende sacramenten, te beluisteren via een draagbare koptelefoon.

De RK-Kerk kent zeven sacramenten: doop, vormsel, priesterschap, huwelijk, eucharistie (communie), biecht en het heilig oliesel. Aan de hand van liturgische voorwerpen worden de verhalen verteld die bij deze rituelen horen. De attributen zijn priestergewaden, doopschelpen, gedenkpenningen van de toediening van het vormsel, wierookvaten, wijwatervaten, kelken voor de miswijn, oliebusjes voor het heilig oliesel, communieklederen en een echt biechthok.

Wat voor waarde heeft zo’n expositie (die tot 3 oktober loopt) voor een reformatorisch mens? Zij geeft niet alleen een treffend inzicht in de rooms-katholieke leer van de sacramenten, maar toont ook hoe roomsen hun sacramenten -vroeger en nu- beleefden.

Sacramenten heten „heilige handelingen.” „Met die handelingen ontvangt de gelovige de genade, de bovennatuurlijke hulp van God.” Sacramenten delen dus de genade uit. Daarbij is het ambt van priester van groot belang. Wie priester is, zet het priesterschap van Christus voort, beweert de begeleidende tekst, ontleend aan de ”Katechismus der Nederlandse Bisdommen”. Priesters dragen onder meer een stola, symbool van de priesterlijke waardigheid en „symbool van het juk van dienstbaarheid aan de kerk.”

Een gebed voor seminaristen van het bisdom Haarlem noemt uitdrukkelijk Maria, „de goede Moeder der Priesters.” Op haar wordt een beroep gedaan om priesters te beschermen, „opdat zij moge zijn heilige bemiddelaars tussen God en de mens en veilige leiders voor de zielen naar de hemel.”

De nooddoop bestaat niet meer, zo licht pastoor B. Verreijt uit Amersfoort toe. Vóór het Vaticaanse Concilie moest de doop zo spoedig mogelijk verricht worden. En dus gingen de peter en de meter met de vader direct met de baby naar de kerk. Daarmee werd ’zeker gesteld’ dat, mocht het kind iets overkomen, het rechtstreeks naar de hemel ging, aldus Verreijt. „Dat had te maken met de visie op de doop als afwassing van de erfzonde. Na het concilie gaat de doop meer over het leerlingzijn van Jezus, het opgenomen worden in de kerkelijke gemeenschap. Het gaat uit van een meer optimistische kijk op de mens, en dat is een gelukkige pastorale ontwikkeling”, vindt Verreijt.

Het vormsel is een bevestiging van het doopsel, zegt de 85-jarige pastoor Pierre Jochems uit Roermond. Alle kinderen die de lagere school verlaten, worden hiertoe uitgenodigd. Kennelijk is het een automatisme, terwijl de kerk een vrijwillige keuze voor het vormsel voorstaat. Het vormsel wordt toegepast door of namens de bisschop en kinderen krijgen ook een bewijs van toediening. Ook daarvan is een exemplaar te zien.

De heilige mis is natuurlijk een kernsacrament in de RK-Kerk. Alleen spreekt men na het concilie niet meer van heilige mis, maar van eucharistie. De nadruk ligt op de dankzegging (het Griekse ”eucharistein”, danken) voor Gods weldaden in Christus, zegt Verreijt. „Het feit dat bezoekers nu de kelken, borden en doeken kunnen zien is een voorrecht, want vroeger zag men daar niets van. De mis werd gevierd met de rug naar het volk, dat op gepaste afstand het heilig gebeuren zich in de verte zag afspelen.”

Ook veranderd in de benaming is het heilig oliesel. Op de expositie ligt een bedieningslantaar met een brandende kaars. Daarmee ging de priester, voorafgegaan door de misdienaar, op weg naar de stervende. Nu spreekt men meer van ”sacrament der zieken”. De nadruk ligt op het gemeenschappelijke karakter van de ziekenzalving. De priester legt ouderen en zieken in aanwezigheid van hun familie de handen op. Maar nog steeds wordt het heilig oliesel beschouwd als het sacrament „dat de zieke kracht geeft om christelijk te sterven.”

Kenmerkend voor de rooms-katholieke leer is natuurlijk ook de biecht. Pastoor Jochems vertelt dat hij zaterdags soms van drie uur ’s middags tot tien uur ’s avonds in zijn biechthok zat om zonden te vergeven. Mieke Maes vertelt in een audioprogramma hoe zij op 6-jarige leeftijd, in 1960, de eerste communie deed. „Het biechthok was donker, het kraakte, en de pastoor keek slechts door een gaatjesplank. Het rook er naar mottenballen, oude kleren en sigaren.”

Mieke Maes heeft echter ook een trauma aan de biecht overgehouden. Op school werd haar gezegd: Als je naar de eerste communie gaat, moet je je geweten onderzoeken. Toen haar klas massaal naar de biecht ging, werd gevraagd: Heeft iedereen zijn geweten onderzocht? Mieke stak als enige in de klas haar vinger op. „Ik heb mijn geweten wel gezocht, maar niet gevonden”, zei ze. Iedereen raakte in paniek, waarop de pastoor dreigde: „Iedereen heeft een geweten, dus jij ook.”

Ze werd met de hele klas naar de kerk gestuurd, waar ze apart moest gaan zitten „in een ultieme poging om het geweten nog te vinden.” Onder tranen zag zij Maria vanaf een icoon op haar neerkijken. Maria gaf volgens haar de absolutie, en daarmee was het goed. „Maar het is nooit wat geworden tussen mij en de biecht.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer