Werkgever mag bidden niet verbieden
Werkgevers mogen personeel niet verbieden om te bidden. Wel mogen ze van een werknemer verlangen dat hij gebeden in de pauzes doet.
Dat stelt de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) in een gisteren uitgebracht advies over religieuze zaken op de werkvloer. In de passage over bidden spreekt de commissie expliciet over islamitische werknemers. De baas is niet verplicht een gebedsruimte in te richten.
Een werkgever mag personeel niet weigeren vanwege een hoofddoek, een religieus symbool. Omwille van herkenbaarheid mag de baas wel richtlijnen geven voor kleur en vorm ervan. Een verbod op een hoofddoek is mogelijk als het risico bestaat dat hij voor gevaarlijke situaties zorgt, bijvoorbeeld in de buurt van machines.
Sollicitanten in de gezondheidszorg die moeite hebben met abortus en euthanasie of het toedienen van bloed mogen niet zomaar worden geweigerd, aldus de commissie. Wel kan weigering volgen als de geloofsprincipes voor problematische situaties op de werkvloer leiden. Zo geeft de CGB groen licht voor de instantie die de deur gesloten hield voor een Jehova’s getuige die een opleiding verpleegkunde wilde volgen, maar geen bloed wenste toe te dienen. Een en ander zou tot grote organisatorische problemen leiden, met name in de nachtdienst.
Het Meldpunt Discriminatie Amsterdam had de commissie om een advies over religieuze kwesties op het werk gevraagd. Oordelen van de CGB worden meestal opgevolgd, maar zijn juridisch niet bindend.
De CGB constateert een forse toename van het aantal klachten over discriminatie op de werkvloer. Veel conflicten over godsdienst en levensovertuiging ontstaan door onwetendheid bij werkgevers en werknemers over wetgeving voor gelijke behandeling.
De CGB werd in de eerste helft van dit jaar 22 om een oordeel gevraagd over conflicten rond godsdienst en levensovertuiging. Dat komt neer op 10 procent van het totaalaantal verzoeken dat de CBG kreeg. Een jaar eerder was dat nog 9 procent en in 2002 5 procent. Volgens de commissie gaat het bij het grootste deel van de verzoeken om situaties op de werkvloer.
Een zegsvrouw wijst tevens op een stijging bij het aantal oordelen over discriminatie, waarvan 80 procent ging over arbeidssituaties. Tot nu toe zijn dit jaar negen oordelen uitgesproken die gaan over godsdienst en levensovertuiging. Dat komt neer op eentiende van alle uitspraken van de CGB, tegen 8,5 procent vorig jaar en 7 procent in 2002.
Volgens de CGB-woordvoerster blijkt uit de zaken die worden voorgelegd dat werkgevers, ondanks goede intenties, wel eens besluiten nemen die in strijd kunnen zijn met de wetgeving voor gelijke behandeling.
Verder blijkt dat een belangrijk deel van de klachten van werknemers ook ongegrond wordt verklaard. Zo wijst de zegsvrouw op vijf uitspraken eerder dit jaar waarbij in één geval de klager in het gelijk wordt gesteld. Daarin oordeelt de commissie dat de werkgever heeft verzuimd de gedupeerde werknemer te beschermen tegen grappen over zijn afkomst en religie na de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten. „Maar het is vaak ook zo dat een werkgever al het zijne heeft gedaan om discriminatie te voorkomen en dat het toch gebeurt, maar dan valt de werkgever niets te verwijten.”