Kabinet ziet geen heil in overheidsbank
Het kabinet voelt er weinig voor een publieke bank op te richten die zich alleen bezighoudt met sparen en betalen. Dat schrijft minister Wopke Hoekstra (Financiën) aan de Tweede Kamer. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) noemde de komst van zo’n publieke bank eerder dit jaar een welkome aanvulling op het bestaande bankenlandschap.
De WRR was in een rapport kritisch over de dominantie van commerciële banken. Een publieke bank, eventueel opgetuigd door de overheid, zou volgens de adviesraad wellicht maatschappelijke belangen beter dienen. Spaargeld zou er bijvoorbeeld veiliger zijn dan bij banken die zich ook bezighouden met zaken als kredietverlening en investeringsactiviteiten.
Maar Hoekstra vindt dat overbodig. Hij wijst erop dat in het huidige stelsel spaartegoeden tot 100.000 euro al beschermd zijn via het depositogarantiestelsel. Bovendien zijn de eisen die gesteld worden aan de buffers waarmee banken economische schokken opvangen, de laatste jaren flink aangescherpt. De kans dat een bank omvalt en mensen hun geld kwijtraken, is dan ook “zeer klein”, aldus de minister.
Ook de continuïteit en stabiliteit van het betalingsverkeer zijn volgens Hoekstra “goed verankerd”. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) houden daar scherp toezicht op. Daarnaast voeren betaaldienstverleners doorlopend overleg met consumentenorganisaties en andere belangenbehartigers over mogelijke verbeteringen.
De WRR stelde verder dat een publieke bank ook kan helpen voorkomen dat mensen zich te diep in de schulden steken. Maar ook daarvoor ziet Hoekstra betere alternatieven waar al druk aan wordt gewerkt. Hij noemt onder meer aangescherpte kapitaaleisen voor banken en de verdere beperking van de hypotheekrenteaftrek.