Geen tolerantie, maar christelijke gastvrijheid
Laten wij als christenen niet als intolerant bekend staan, of een tolerantie promoten waarbij je geen morele opvattingen mag hebben. Laten we bekend staan als mensen die een stap verder gaan dan tolereren: als mensen die gastvrij zijn.
Vroeger was de vraag voor gereformeerden: Moeten we anderen tolereren? Moeten we accepteren dat de ander verkeerde denkbeelden heeft en die ook nog eens tot uiting brengt? Of mag dat hooguit in een schuilkerk of huiskamermoskee?
Nu is de vraag eerder: Tolereren anderen ons? Moet de ander accepteren dat wij ‘verkeerde denkbeelden’ hebben, en dat we die ook nog eens hardop uiten? Of mag dat hooguit in een schuilkerk en op zelf bekostigde scholen? Theo de Wit bespreekt hoe tolerantie altijd ten dienste staat van een hoger doel en hoe dat hogere doel soms scherpe randen van tolerantie aan het licht brengt (RD 3-6).
Maar de vraag blijft: hoe gaan we om met de ander die echt anders is? Ik betoog, geïnspireerd door Luke Bretherton, dat vanuit christelijk perspectief niet tolerantie, maar gastvrijheid bovenaan mag staan.
Gewriemel
Het probleem met tolerantie is het vertrekpunt. Naar wie moet de samenleving tolerant zijn? Soms is het vertrekpunt een neutrale positie, zoals het ‘redelijke verstand’. Dan kan mijn verstand bepalen wat goed is en wat de randvoorwaarden voor tolerantie zijn. Ik beoordeel of de ander hieraan voldoet en of ik hem of haar moet tolereren. Zelf sta ik dan niet ter discussie, want ik ben de hoeder van de randvoorwaarden. Ik kijk vanuit de helikopter naar het gewriemel onder mij.
Steeds meer wordt echter erkend dat een neutrale positie niet bestaat. In plaats daarvan komt vaak een lege, gefragmenteerde identiteit. Ik, die niet weet wie ik ben of aan wie ik verbonden ben, ik, die niks meer vind, ik tolereer de ander.
Er zijn trouwens nog meer problemen met tolerantie: leidt die ook tot gesprek en respect, of leidt die eerder tot een meerderheidsdoctrine, waartussen nog wat silo’s met minderheden ronddobberen? Anders gezegd: tolerantie kan zonder communicatie, zonder boodschap, zonder liefde. De enige overtuiging die nog met missionaire ijver uitgedragen mag worden, is de boodschap van tolerantie zelf.
Heiligheid
Gastvrijheid heeft een ander vertrekpunt. Ze gaat uit van een gevulde identiteit, geen neutraal standpunt. En vanuit die gevulde identiteit kan ze de ander ontvangen, respecteren, bevragen en liefhebben.
Dit klinkt mooi, maar er is een spanning tussen heiligheid en gastvrijheid, tussen het afschermen tegen verkeerde invloeden en het ontvangen van de vreemdeling. In het Oude Testament is die spanning duidelijk: steeds moet Israël zich bewaren van besmetting en vermenging en moet het daarvan gereinigd worden. Maar ook: gastvrijheid naar de vreemdeling, juist omdat ze zelf ook vreemdeling waren geweest.
In het Nieuwe Testament bestaat dezelfde spanning. De wereld niet liefhebben, je onbesmet bewaren van de wereld, valse leraren niet eens in huis ontvangen. En ook die andere lijn: vergeet de herbergzaamheid, de gastvrijheid niet. Toch is er in de spanning tussen heiligheid en gastvrijheid iets veranderd: Jezus draait de richting van besmetting om. Niet het onreine is besmettelijk, maar Zijn heiligheid. Daarom kan Hij de melaatse aanraken en met zondaren eten, en beveelt Hij Zijn volgelingen hetzelfde te doen. Het zout in deze wereld besmet de wereld en niet andersom.
Terug naar de vraag over het omgaan met verschillen. Juist daar wringt het nogal eens als het gaat om gastvrijheid. In onze cultuur is gastvrijheid vooral commercieel. Of het gaat om het ontvangen van je familie, vrienden of andere gelijkgestemden. Maar dat is niet de betekenis van Bijbelse gastvrijheid: de ”philoxenia”, liefde tot de ”xenos”, de ander die potentieel bedreigend is, omdat hij of zij anders is. De ander respecteren, een plaats geven, en meer nog: in hart en huis ontvangen. Welkom heten in een gevuld huis en in een gevuld hart: gevuld met de liefde van Christus.
Niet nieuw
Dit is natuurlijk geen nieuw pleidooi. De kerkvaders spreken over gastvrijheid en haar grenzen. Chrysostomus vond in de vierde eeuw dat een christelijk huis niet compleet was zonder een ”Christuskamer”, met bed, tafel en kaars. Een soort Airbnb, niet om geld mee te verdienen, maar voor de kreupele en de dakloze bedelaar.
Is het nu niet tijd dat wij opnieuw bekend komen te staan als mensen waar je welkom bent? Ook als je anders bent. Niet om veroordeeld te worden, maar om ‘besmet’ te worden met licht dat in het duister schijnt. Niet omdat wij dat allemaal ‘in huis’ hebben, maar omdat Christus de Gastheer in ons huis is, die ons en onze gasten wil ontvangen.
Theo de Wit beschrijft hoe tolerantie de inzet van een cultuurstrijd lijkt te worden. De zelfingenomen meerderheid van ”kijk ons eens tolerant zijn” tegenover niet-tolerante, achtergebleven minderheden. Hij past dit toe op moslims, maar de parallel naar behoudende christenen is onontkoombaar. Maar laten wij niet als intolerant bekend staan, en laten we ook niet krampachtig een lege tolerantie promoten waarbij je eigenlijk geen morele opvattingen mag hebben. Laten we bekend staan als mensen die een stap verder gaan dan tolereren: als mensen die gastvrij zijn.
De auteur is betrokken bij initiatieven waarbij gastvrijheid een rol speelt.