Buitenland

In Olympia hingen spelen er een beetje bij

De Olympische Spelen hebben het vanaf vrijdag weer voor het zeggen. Athene, de stad waar in 1896 ook de eerste moderne spelen zijn gehouden, is ruim twee weken het centrum van de aardbol. Anno 2004 spelen de atleten -en natuurlijk vooral de winnaars- min of meer voor goden, maar ooit waren de festiviteiten in Olympia een grote gemeenschappelijke eredienst voor Zeus. De godheid stond centraal en de wedstrijden en sportlieden waren maar bijzaak. Vandaar dat de christelijke keizer Theodosius in 394 besloot de Olympische Spelen te verbieden.

Tineke Goudriaan
12 August 2004 10:30Gewijzigd op 14 November 2020 01:31
De stad van de eerste Olympische Spelen had geen inwoners: hij stond vol met tempels, altaren, standbeelden – en een stadion. Foto Louise Schroeder
De stad van de eerste Olympische Spelen had geen inwoners: hij stond vol met tempels, altaren, standbeelden – en een stadion. Foto Louise Schroeder

Door Theodosius hebben de Olympische Spelen, die toen al zo’n 1000 jaar bestonden, een pauze van 1500 jaar gehad. En dat terwijl voor de oude Grieken de spelen een belangrijke plaats innamen: de eerste Olympische Spelen vormden zelfs het begin van de jaartelling.

Dat in onze tijd elke vier jaar de zomer weer in het teken van de spelen staat, is het resultaat van inspanningen van de Fransman Pierre de Coubertin (1863-1937), een rooms-katholieke baron met een nogal romantische instelling. Hij riep de Olympische Spelen in 1896 weer in het leven.

Ook dat moesten religieuze spelen worden. De Coubertins streven was een ”religio atletae”: „priesters moesten zij zijn, zweetovergoten symbolen van een nieuwe atletische religie.” Het jaar voor zijn sterven zei hij nog voor de radio: „Het primaire en meest wezenlijke kenmerk van de nieuwe olympische gedachte is haar religieuze karakter.” Hij zocht een betere, vreedzame wereld, onder andere door veredeling van de jeugd.

Het hooggestemde humanistische en godsdienstige ideaal van De Coubertin sloeg in zijn tijd niet zo aan en de uitwerking had meer een nationalistisch karakter. Van de oude spelen werden allerlei elementen overgenomen, maar die kregen een meer eigentijdse invulling. Het ceremonieel van de fakkel die als symbool van verbroedering de halve wereld wordt rondgedragen, kenden de oude Grieken zo bijvoorbeeld niet. Hun fakkelwedstrijden waren vooral plaatselijke estafettelopen van naakte mannen met diademen op het hoofd die hun brandende toorts door de straten van het ene naar het andere altaar droegen. Meer verering dan verbroedering dus.

Toch zijn met een oplettend oog best wat heidens-religieuze elementen in de huidige spelen te ontdekken. Misschien is het nostalgie en een soort Grieks chauvinisme, maar waarom anders verklaart het zittend Olympisch Comité dat de spelen het oude heidendom moeten doen herleven? En waarom laat artistiek manager Papaioannou de openings- en de afsluitingsceremonie in het teken van de oude Griekse goden Apollo en Bacchus staan? En tot welke grootheid precies richt het openingslied zich: „Onsterfelijke geest van oud, vader van het waarachtige, mooie en goede, daal neer, verschijn en werp uw licht over ons (…)”?

Maar dan nog verbleken de moderne spelen wat religieuze betekenis betreft bij de klassieke. De laatste stonden bijna van a tot z in het teken van de godsdienst - of beter gezegd van het heidendom. De plaats van de spelen is al veelzeggend: Olympia was geen echte stad met inwoners, maar een tempelcentrum dat volgebouwd stond met tempels, altaren, standbeelden en schathuizen voor de geschenken van de Griekse staten. De enige vaste bewoners waren priesters en tempelpersoneel.

Olympia had ook een stadion. De spelen brachten de mens in contact met de goden. In Olympia was dat Zeus, in Delfi Apollo. De clou van de zomerspelen waren ceremoniën tot eer van de godheid. Het sportieve karakter nam later toe, maar aanvankelijk waren de sportonderdelen maar bijzaak, ze werden ten dienste van de godsdienst gehouden.

De spelen, die lange tijd vijf dagen duurden, bestonden drie dagen uit processies, offerplechtigheden en dankzeggingen. De eerste dag was gevuld met de openingsceremonie: alle sporters trokken in optocht naar het beeld van Zeus in het raadhuis van Olympia. In aanwezigheid van de ”hellanodikai”, de scheidsrechters, zwoeren zij voor het beeld een eed waarbij ze beloofden zich aan de regels te zullen houden. De hoofdscheidsrechter verkondigde de lof van Zeus.

Vooral de derde dag van de spelen stond in het teken van de godsdienstige handelingen. In de ochtend werden ter ere van Zeus zo’n honderd ossen geslacht en symbolisch geofferd. Symbolisch, omdat maar een kleine hoeveelheid van de slachting op het altaar werd verbrand. De rest was voor ’s avonds, voor de grote openbare maaltijd voor alle deelnemers, hoogwaardigheidsbekleders en toeschouwers.

Ook dag vijf was weer voor Zeus. Hij kreeg dan een groot dankoffer: voor het welslagen. De winnaars offerden voor de onvergankelijke roem die de godheid over hen had laten komen.

Met de moderne Olympische Spelen lijken sport en godsdienst stuivertje te hebben gewisseld. In het oude Olympia vormde de sport bijna een vreemd element en was de hoofdrol voor de goden. De huidige spelen zijn het godsdienstige element niet helemaal kwijt, maar Zeus is door de atleten van zijn troon gestoten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer