Regering Kurz weg na motie van wantrouwen
De Oostenrijkse minderheidsregering is gevallen nadat in het parlement een motie van wantrouwen tegen het kabinet van bondskanselier Sebastian Kurz was aangenomen. De positie van de leider van de conservatieve ÖVP stond onder druk nadat hij onlangs een einde had gemaakt aan de regeringssamenwerking met de rechts-populistische FPÖ.
Kurz, met z’n 32 jaar de jongste regeringsleider in Europa, verweet de FPÖ zijn hervormingsplannen te schaden. De druppel was een video uit 2017 waarin de latere vicekanselier Heinz-Christian Strache met een vrouw die een Russische investeerder zou zijn, praat over overheidsopdrachten in ruil voor steun bij de verkiezingscampagne. Strache trad zaterdag noodgedwongen af.
De FPÖ trok daarop al haar ministers terug. De populistische partij stemde maandag voor de motie van wantrouwen waardoor er een meerderheid ontstond om de regering weg te sturen. Het is de eerste keer dat een bondskanselier gedwongen moet aftreden in Oostenrijk.
De populariteit van Kurz groeide dankzij zijn standpunten over migratie snel vanaf 2015, toen veel Oostenrijkers en Duitsers vluchtelingen en arbeidsmigranten nog verwelkomden. Als staatssecretaris van Integratie en later minister van Buitenlandse Zaken waarschuwde hij steeds voor de toestroom. Om die tegen te houden of in elk geval te beperken sloot het grote politieke talent van de ÖVP in 2016 een verbond met verscheidene Balkanlanden.
Kurz profiteerde bij de vervroegde stembusgang van 2017. De conservatieven wonnen en bereikten vlot overeenstemming met de FPÖ over regeringssamenwerking. Het beleid van de coalitie richtte zich behalve op migratie op nieuwe arbeidstijdwetgeving, hervorming van ziektekostensysteem en belastingverlaging.