Mobiel bellen blijft groeimarkt
De Nederlandse markt voor mobiele telefonie blijft groeien. Dat blijkt uit een gisteren verschenen rapport van Telecom.paper.
Volgens dit onderzoeksbureau bereikt de markt binnen twaalf tot vijftien maanden een penetratiegraad van 100 procent. Eind maart waren er 13,9 miljoen sim-kaarten, die onder meer in mobieltjes zitten, in omloop. „Dat kwam neer op 85,6 procent van de bevolking”, zei analist Dirk Bout van Telecom.paper.
Inmiddels hebben KPN, Vodafone en Orange hun halfjaarcijfers bekendgemaakt. Het aantal gebruikers van mobiele telefonie steeg bij deze concerns met 137.000 (KPN), 109.000 (Vodafone) en 55.000 (Orange). Hoewel Telfort en T-Mobile nog geen resultaten hebben gegeven, meent Bout dat de penetratiegraad de 90 procent inmiddels dicht is genaderd. In de afgelopen twaalf tot vijftien maanden groeide de Nederlandse markt voor mobiele telefonie met 2 tot 3 procent per kwartaal. „Uit de gepresenteerde halfjaarcijfers blijkt dat dit tempo doorzet”, stelde Bout.
In maart passeerde Zweden met 9 miljoen gebruikers al de grens van 100 procent. Overigens zitten landen zoals Taiwan, Israël en Luxemburg daar al ver boven. Volgens Bout zal de Nederlandse markt niet alleen de 100-procentgrens passeren, maar ook overstijgen.
Veel Nederlanders gebruiken namelijk al meer dan één sim-kaart. Zo zijn er mensen die voor zakelijk en privé-gebruik aparte zaktelefoons hebben. Verder hebben jongeren vaak twee mobieltjes om hun kosten te spreiden. „Een om het goedkoopst mee te bellen en de ander om te sms’en”, verklaarde Bout.
De stijgende penetratiegraad zegt iets, maar zeker niet alles over de omzetperspectieven van de telecombedrijven. Niet elke sim-kaart wordt namelijk even intensief gebruikt. Zo zijn er veel ouderen die alleen een mobieltje met beltegoedkaart hebben voor noodgevallen. Die sim-kaarten leveren minder inkomsten op dan de exemplaren van mensen die vaak bellen en veel tekstberichten verzenden.