Onderscheid
Een herder moet zijn schapen kennen. Dat is niet zonder reden, want zonder die kennis kan men die schapen niet recht leiden of besturen en kan er geen nauwkeurig onderzoek plaatsvinden. Alle mensen, zonder onderscheid, bekeerd of onbekeerd, te nodigen aan het avondmaal des Heeren strijdt niet alleen rechtstreeks tegen Gods Woord, maar ook tegen de natuur van de zaak. Want wat genot zal het geven het brood van de kinderen te nemen en dat de honden voor te werpen? Dit is een spijs waaraan alleen Gods kinderen deel mogen hebben, zij die Christus door het geloof hebben aangenomen.Daarom moet men onderscheid maken (voorzover een mens daartoe in staat is) tussen gelovigen en ongelovigen. Dat kan niet plaatshebben zonder dat men hun leer en wandel onderzoekt. Waarom worden anders de leraars met wachters vergeleken? Dat is immers niet alleen om ketters uit de kerk te weren, maar ook om ervoor te waken dat de drempel van Gods huis door een onreine voetzool betreden wordt.
De leraars worden ook door het zinnebeeld van vissers voorgesteld. Zij moeten de netten van het Evangelie optrekken, om zo de goeden en de kwaden te onderscheiden. De eerste moeten zij in de vaten vergaderen en de andere moeten zij wegwerpen; zie ook Matthéüs 13:46.
Wilhelmus Themmen, predikant te Nijkerk (Nuttige zamenspraken van een Heylsoekende Leeraar, 1736)