Kritiek op aanpak fraude met EU-subsidies
De EU-landen doen nog altijd te weinig om fraude met Europese subsidies aan te pakken. Het ontmoedigen en opsporen van fraude schiet vooral tekort bij de relatief arme lidstaten die geld krijgen voor regionale en maatschappelijke ontwikkeling.
Dat oordeelt de Europese Rekenkamer in een rapport na bezoeken aan Bulgarije, Frankrijk, Hongarije, Griekenland, Letland, Roemenië en Spanje.
Tussen 2013 en 2017 werden in totaal meer dan 4000 mogelijk frauduleuze onregelmatigheden vastgesteld. Bij de uitgaven om de verschillen tussen de lidstaten te verkleinen, ging het om bijna 1,5 miljard euro. Dat is goed voor driekwart van het totale fraudebedrag, zegt rekenkamerlid Henri Grethen.
De lidstaten vinden dat ze genoeg doen, maar die conclusie is volgens Grethen "te optimistisch”. Hij bespeurt in het algemeen wel lichte vooruitgang, maar veel landen, waaronder Nederland, hebben geen specifiek fraudebestrijdingsbeleid. Zij worden opgeroepen daar werk van te maken.
De controleurs merken ook op dat de lidstaten onvoldoende reageren op opgespoorde fraude. Waar dat wel is gebeurd, heeft dat maar een “beperkte afschrikkende werking”.