Kerk & religie

Grote troost in klein geloof

Een goede manier om je als christen klein te krijgen, is een ontmoeting met vervolgde christenen. Er straalt van hen iets af dat te maken moet hebben met het feit dat het hun in de zaak van Christus uit genade gegeven is, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden.

Steef Post
11 May 2019 10:26Gewijzigd op 16 November 2020 15:59
Goelagmuseum in Moskou. beeld Wikimedia
Goelagmuseum in Moskou. beeld Wikimedia

Een maand geleden was ik voor Friedensstimme met een groep mensen naar Rusland en Oezbekistan. We volgden het spoor van Nicolaj Petrovitsj Chrapov, auteur van ”Het geluk van het verloren leven”. We hoorden lezingen over het regime van Stalin, we bezochten het Goelagmuseum en lazen over de strafkampen in Magadan. We spraken in het land van Tochar (Oezbekistan) met jongeren die na een inval van de politie waren ingesloten en bedreigd.

De verhalen over een standvastig geloof en een leven in diepe afhankelijkheid maken indruk. De geloofskracht van de broeders die meegenomen werden, maar niet minder die van de zusters die achterbleven. Ondanks de grote gevaren bleven ze vrijmoedig evangeliseren. Ze zwegen niet.

Het is voor mij iedere keer een spiegel. Als je al mocht denken dat je iets gevorderd bent in het leven met de Heere, als je je al een beetje voldaan zou voelen omdat je toch ook iets aan evangelisatie doet, dan verschrompelt dat in de ontmoeting met deze broeders en zusters. Als dit christen-zijn is, dan moet de Heere Jezus mij wel minachten.

Ik las in die week over de vader die zijn kind bij Jezus bracht, vlak nadat Hij met Zijn drie discipelen was teruggekomen van de berg der verheerlijking. De geschiedenis raakte mij bijzonder. Niet om die man. Hem kon ik wel begrijpen. Hij keek naar die grote Petrus, Johannes en Jakobus, hij keek in zijn eigen hart. Logisch dat hij het uitriep: „Heere, ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp.” Ik kan nog wel tien van die uitroepen bedenken: Heere, ik bid, kom mijn biddeloosheid te hulp. Heere, ik zoek u, kom mijn aardsgezindheid te hulp.

Maar bijzonder is de houding van de Heere Jezus. Hij hielp hem, had hem lief. De Heere verachte dit kleine, wankelbare geloof niet. Hij had deze tobbende vader niet minder lief dan Zijn apostel Johannes.

Toen we van de reis terugkwamen, brak Pasen aan. Ook al zoiets wonderlijks. Jezus zocht als eerste Petrus op, die zo’n zwak geloof had, dat een dienstmeisje hem geestelijk volledig uit balans bracht. Jezus hield even veel van Thomas als van alle andere discipelen. Ook tegen Thomas zei Hij: „Vrede zij u!” Zijn ogen zien even vriendelijk op het schaap dat zichzelf door eigen afdwaling in de struiken heeft verward als op het schaap dat Zijn voetstappen van stap tot stap volgt. Zijn milde handen strekken zich evenzeer uit naar een wankelende gelovige, die tobbend Hem niet kan loslaten, als op een moeder in Christus die rustig en vertrouwend haar weg gaat. Wat is Hij toch aanbiddenswaardig.

Laat ik afsluiten met wat John Flavel schrijft in een preek over de vader van de maanzieke knaap: „De minste mate van zaligmakend geloof verenigt de ziel met Christus en maakt haar even werkelijk tot een rank van Hem als Mozes, Abraham of Paulus. Christus heeft een stil welbehagen in onze persoon en onze plichten. Hij voelt met ons mee in onze aanvechtingen. Is dat geen zaak van buitengewoon grote vreugde? Is dat niet genoeg om het hart van een arme zondaar te doen wegsmelten?”

De auteur is mediator, coach en ondernemer. Reageren? welbeschouwd@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer