Drs. Henk de Waard promoveert cum laude aan de TUA
Drs. Henk de Waard promoveerde vrijdag cum laude aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een studie naar Jeremia 52. Hij kreeg veel lof. Spannend werd het toen de Bijbelse canon ter sprake kwam.
Dat De Waard (1983), docent Bijbels Hebreeuws en Aramees aan de TUA, het judicium ”cum laude” kreeg, was niet zomaar, legde promotor prof. dr. H. G. L. Peels uit. Niet alleen was dat op voorstel van beide begeleiders –behalve prof. Peels ook prof. dr. B. E. J. H. Becking (Utrecht)– en met instemming van de beoordelingscommissie. De studie was ook, conform de regels van de TUA, voorgelegd aan twee internationaal gerenommeerde Jeremiaonderzoekers uit München en Oxford. Beiden gaven een positieve aanbeveling, zo bleek uit wat prof. Peels citeerde. „Bij zulke getuigenissen smelt elke aarzeling richting cum laude”, aldus de Apeldoornse hoogleraar Oude Testament.
Hij noemde de manier waarop De Waard zijn onderzoek had opgepakt een „schoolvoorbeeld van een gezond academisch groeiproces.” Prof. Peels durfde te voorspellen dat deze dissertatie hét boek over Jeremia 52 in het internationale Jeremiaonderzoek zal worden.
Complexe materie
Ook de opponenten waren vol lof over het Engelstalige proefschrift van De Waard en hadden vooral vragen op detailniveau.
Prof. dr. A. van der Kooij (Leiden) noemde het onderzoeksterrein „heel complexe materie” en stelde dat De Waard „knap werk” heeft verricht, „evenwichtig, gedetailleerd en zorgvuldig. Geen geringe prestatie.”
Prof. dr. H. Ausloos (Leuven) bedankte voor het „zeer fraaie proefschrift”, dat hij met „heel veel plezier en interesse” gelezen had.
Prof. dr. J. Dekker (Kampen) sprak van „gedegen onderzoek” en een „mooi boek, ordelijk opgebouwd en buitengewoon boeiend om te lezen.”
Dr. M. J. de Jong (Nederlands Bijbelgenootschap) noemde De Waards studie een „bewonderenswaardig boek, evenwichtig van opzet, rustig van toon, helder in de argumentatie en overtuigend in de conclusies.”
Ook prof. dr. A. Huijgen (TUA) stelde dat De Waard een „indrukwekkende proeve van bekwaamheid” heeft geleverd en dat hij „een overtuigend beeld” heeft geschetst van de tekstuele geschiedenis van Jeremia 52 in de context van het hele Bijbelboek.
Canon
Hij legde de vinger bij de consequenties van De Waards studie voor de Schriftleer in de gereformeerde traditie. In zijn onderzoek gaat De Waard uitvoerig in op de verschillen tussen de Hebreeuwse tekst van Jeremia 52 én de Griekse vertaling daarvan, de Septuaginta. Beide eindversies zouden teruggaan op een Hebreeuws origineel.
Beide tekstvormen vertegenwoordigen volgens De Waard legitieme tradities. Maar wat weerhoudt ons er dan van ook verder te schrijven aan de tekst van Jeremia? zo vroeg prof. Huijgen. „En als u verwijst naar de canon, welke canon hanteren we dan: de Griekse of de Hebreeuwse?”
Volgens De Waard is de keuze voor de Hebreeuwse tekst historisch gezien begrijpelijk en is het plausibel dat de Hebreeuwse tekst meer gezag heeft dan welke vertaling ook. Maar men zag bijvoorbeeld in de tijd van de Reformatie volgens hem minder de tekstuele complexiteit dan wij nu doen.
Prof. Huijgen: „Maar ondergraaft u dan niet het feit dat er een canon is?”
De Waard: „Dat denk ik niet. Misschien wel het idee wat de canon precies is. Die is misschien wat flexibeler, met rafelrandjes. Hoewel dat woord wat negatief geladen is. Het is in ieder geval minder helder dan we soms zouden willen.”