Imago openbaar ministerie moet snel worden hersteld
De conclusies die de onderzoekscommissie onder leiding van Jan Watse Fokkens deed naar integriteitskwesties bij het openbaar ministerie (OM) zijn onthutsend. In één zin samengevat: Het ontbreekt de top aan ethisch leiderschap en daadkracht. Juist bij het instituut dat bedoeld is om weer recht te krijgen dat krom is wordt de waarheid verdraaid. Dat is niet mis.
De mensen om wie het in een groot deel van het rapport-Fokkens gaat, hoofdofficier Marianne Bloos en procureur-generaal Marc van Nimwegen, stellen dat de conclusies zijn gebaseerd op roddel en achterklap. Maar zelfs als dat zo zou zijn, dan nog geldt dat de sfeer binnen de organisatie van het OM verziekt is. Het duidt op achterdocht, jaloezie en gebrek aan transparantie. Dat is zeker binnen het justitie-apparaat zeer ernstig.
Het imago van het OM moet onkreukbaar zijn. Dat is beschadigd door het verwijtbare gedrag van twee hoofdofficieren die een onderlinge liefdesrelatie geheim hielden.
Daarnaast constateert Fokkens dat de top van het OM niet ingreep. De toenmalige baas, Herman Bolhaar, geeft zelfs toe dat hij te afhankelijk was van hoofdofficier van Nimwegen.
De schade die het OM heeft opgelopen is groot. Er zal op korte termijn orde op zaken gesteld moeten worden. Ook al overwoog de huidige voorzitter van het College van procureurs-generaal, Gerrit van der Burg, om af te treden, vrijwel iedereen is het er over eens dat hij de geschikte persoon is om de bezem door de organisatie te halen.
Het is noodzakelijk dat hij dit snel doet. Niet alleen in het belang van het OM en zijn medewerkers zelf, maar ook in het belang van de samenleving.
De hele kwestie is op zichzelf al erg genoeg. Maar er is meer dat het imago van het OM schaadt. Enkele weken geleden stelde de president van de rechtbank in Den Haag, Van Laarschot, dat het OM met de invoering van strafbeschikkingen de positie van de rechters ondermijnt. Door die strafbeschikking zouden volgens hem “duizenden onterecht zijn veroordeeld”. Weliswaar kunnen medewerkers van het OM er zelf niets aan doen dat die methode wordt gekozen. Daar is de minister voor verantwoordelijk. Maar dat volgens Van Laarschot “duizenden burgers” daardoor worden benadeeld, suggereert dat het OM zijn werk niet goed doet.
Dat het binnen het OM niet goed zit, blijkt ook uit het feit dat volgens een onderzoek van een goed jaar geleden een kwart van de ambtenaren weg wil. De cultuur binnen de organisatie en de werkdruk zijn daarvoor de belangrijkste redenen.
Van der Burg staat voor een megaklus die bovendien met de grootste spoed moet worden uitgevoerd. Gebeurt dat niet dan zal het vertrouwen van de burger in het justitieapparaat, nu ruim 72 procent, snel afkalven. Dan wankelt een van de belangrijkste pijlers van onze democratische rechtsstaat.