Geestelijk licht
Spreuken 20:27
„De ziel des mensen is een lamp des Heeren, doorzoekende al de binnenkameren des buiks.”
Men heeft nodig „de lamp van de Heere om de binnenkamers van de buik te onderzoeken” (Spreuken 20:27), het geestelijk licht om te zien in de verborgen schuilhoeken van het hart, om daarin het kwade te ontdekken. Niet minder behoeft men een geestelijke kracht om alle hoogten en sterkten van de zonden neer te werpen die in zo’n tijd verheven zullen worden, en die niet te vernielen of te verstrooien zijn zonder krachtdadige werkingen van de genade. Op deze zaak behoorden wij onszelf in de eerste plaats toe te leggen als wij voornemens zijn in het werk van zelfonderzoek enigszins te vorderen. Tevens moeten wij bidden dat het woord van het Evangelie in zijn prediking en bedeling krachtdadig mag zijn tot dit doel. Ook moeten we bidden dat wij het levendig en krachtig mogen bevinden (Hebreeën 4:12). Verder dat het de verborgen dingen van het hart mag oordelen (1 Korinthe 14:25). En ook nog dat wij mogen neervallen en onszelf daarnaar oordelen. Onszelf in zo’n tijd voor de kracht van het Woord te verbergen, is een openlijke blijk van een vernielende gerustheid. In de volbrenging van dit werk, onder het gebruik van deze middelen, moeten wij volharden, als wij voornemens zijn aan de tegenwoordige roepingen gehoor te geven, of onze pogingen aan te wenden, opdat wij in vrede met God zijn, wanneer Hij komt.
John Owen, predikant te Fordham (”Gods gewone handelingen met zondige landen en kerken”, 1916)