Mag een psychiater met patiënt bidden?
Psychiaters hebben meer mogelijkheden om aandacht te schenken aan religieuze en spirituele gevoelens van patiënten dan ze zich realiseren. Dat zegt psychiater en voorganger Piet Verhagen. Hij promoveert woensdag op het thema.
Mag een psychiater in gebed gaan met zijn cliënt? Verhagen (62), psychiater bij GGz Centraal, begon er nooit aan. Maar zo’n gebed sowieso afdoen als onzinnig, wil hij evenmin. „Het debat rond dit soort vragen kan heftig verlopen. De beroemde Amerikaanse psychiater prof. Harold Koenig pleit al jaren voor gebed met patiënten; maar uiteraard alleen als ze daar zelf geen enkel bezwaar tegen hebben. Andere psychiaters vinden dat behandelaars grenzen overschrijden als ze met patiënten in gebed gaan. We zijn het er met elkaar wel over eens dat een psychiater nooit zijn eigen opvattingen mag opdringen.”
Vijanden liefhebben
Kan een psychiatrische ziekte samenhangen met iemands godsdienst? En in hoeverre moeten behandelaars daar rekening mee houden? Dat soort thema’s snijdt de Harderwijker psychiater Piet Verhagen, ook voorganger (proponent) binnen de PKN, aan in zijn dissertatie. Die verdedigt hij woensdag aan de Tilburgse universiteit.
Het proefschrift is onder meer vrucht van zijn werk sinds 2003 als secretaris van een werkgroep over religie en psychiatrie van de World Psychiatric Association (WPA), de mondiale psychiatriekoepel. Verhagen besprak thema’s hieromtrent onder anderen met vakgenoten uit Amerika, Duitsland, Rusland, Brazilië, India, Marokko, Egypte en Groot-Brittannië.
U stelt dat er onder psychiaters vaak weerstand bestaat tegen religie. Vanwaar die weerstand?
„Al sinds het ontstaan van de psychiatrie als geneeskundig vak, eind achttiende eeuw, staat dit specialisme op gespannen voet met religie. De bekende psychoanalyticus Sigmund Freud betoogde kortweg dat religie mensen infantiel houdt en hun gezonde ontwikkeling in de weg staat. Religie zou onmogelijke zaken eisen, zoals je vijanden liefhebben. Veel psychiaters wilden patiënten min of meer bevrijden van het kerkelijke juk. Maar zeker de laatste dertig jaar weten we uit allerlei onderzoeken dat religie ook een positieve rol kan spelen.”
Heerst er meer onbevangenheid tegenover religie dan pakweg vijftig jaar geleden, toen velen zich afzetten tegen de kerk?
„Dat denk ik wel. De samenleving is multicultureel geworden. Dat betekent dat psychiaters van doen krijgen met patiënten met allerlei geloofsopvattingen. Meer dan nu zouden behandelaars zich daar bewust van kunnen zijn. Het helpt als psychiaters daarover spreken met bijvoorbeeld theologen, godsdienstpsychologen en filosofen.
Behandelaars dienen ervoor te waken om religieuze zaken bij voorbaat als ziekelijk of vreemd te zien. Godsdienstige gevoelens of activiteiten, zoals gebed, zang of kerkgang, kunnen een gunstige invloed hebben op het verloop van bijvoorbeeld een depressie. Al is dat soort verbanden wetenschappelijk lastig vast te stellen. Ooit is onderzocht of voorbede voor zieken daadwerkelijk leidt tot genezing. Toen bleek dat voorbede geen verschil maakt. Maar dan nog kunnen veel patiënten zich getroost weten door gebed. Anderzijds kan religie ook een negatieve impact hebben op het welbevinden van patiënten.”
Critici kunnen zeggen dat het benadrukken van het belang van zondebesef ertoe leidt dat mensen vanwege een negatief zelfbeeld psychische problemen krijgen.
„Die kritiek kan terecht zijn. Ik vind het bezwaarlijk als mensen worden opgezadeld met een misplaatst negatief zelfbeeld. Predikanten moeten daarin een goede balans zoeken. Maar ook psychiaters kunnen een betere balans vinden door zo goed mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld van de patiënt, ook als die belevingswereld religieus wordt bepaald. Religie is immers een geweldige bron van kracht, steun, inspiratie, hoop en verbondenheid.”
Kunt u zich voorstellen dat een psychiater met een christelijke achtergrond met de handen in het haar zit als een patiënt uitweidt over zijn boeddhistische geloof?
„Dat zou jammer zijn. Juist zo’n psychiater zou kunnen aanvoelen wat iemand met bijvoorbeeld een boeddhistische achtergrond bezighoudt.”
Psychiaters dienen zich te vergewissen van hun eigen levensbeschouwing, beklemtoont Verhagen. „Die is medebepalend voor hoe je als professional aankijkt tegen je patiënt en wat je visie is op relaties en gedragsregels. Bij de behandeling van psychiatrische patiënten staat de autonomie van het individu centraal. Maar we weten dat religieuze tradities een veel groter accent leggen op relaties dan op het individu. Mensen maken deel uit van grotere verbanden, zoals een familie. Ook hier is van belang dat de psychiater de juiste balans vindt.”