De VS werken hierbij samen met een aantal bondgenoten. Zo werd de Pakistaan Saad Iqbal Madni in november in Indonesië door de autoriteiten opgepakt op verdenking van activiteiten voor het al-Qaida-terreurnetwerk. Op verzoek van de Amerikanen werd hij uitgeleverd aan Egypte, dat daartoe een formeel uitleveringsverzoek aan Jakarta deed. In januari werd Madni in een Amerikaans transportvliegtuig naar Egypte gevlogen, waar hij nu door Egyptische en Amerikaanse functionarissen wordt ondervraagd.

Amerikaanse diplomaten verklaarden tegenover de Post dat de VS op deze manier „lastige pottenkijkers” vermijden. Deze praktijk wordt vaker toegepast sinds de septemberaanslagen, maar was daarvoor ook al gebruikelijk. Zo werden in 1998 vijf leden van een Egyptische moslimgroep die een aanslag plande op de Amerikaanse ambassade in de Albanese hoofdstad Tirana, gearresteerd en naar Egypte overgevlogen. Daar werden de vijf door de Egyptenaren ondervraagd. Twee van hen werden later geëxecuteerd.

Vorig jaar oktober werd een Jemenitische microbioloog in Pakistan gearresteerd op verdenking van medewerking aan de aanslag op de Amerikaanse torpedobootjager Cole in de haven van Aden in oktober 2000. Hij werd in een Amerikaans legervliegtuig naar Jordanië gevlogen om daar te worden ondervraagd. „Deze uitleveringen gebeuren vaak zonder enige vorm van proces en zonder formele procedures in acht te nemen. Formeel worden deze verdachten vervolgens ondervraagd door de autoriteiten van de landen waar zij heen gestuurd worden, maar Amerikanen zijn daarbij vaak aanwezig of zij spelen een belangrijke rol op de achtergrond. Dit is duidelijk niet in de haak, maar in Washington is niemand bereid hier officieel iets over te zeggen”, aldus Nancy Graham, woordvoerster van de mensenrechtenbeweging American Civil Liberties Union (ACLU).