Overblijfselen nazislachtoffers begraven
Meer dan driehonderd weefselmonsters van mensen die door het naziregime zijn gedood en door een Berlijnse arts zijn bewaard, zullen tijdens een ceremonie in Berlijn op 13 mei, 74 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, worden bijgezet. Dat meldde de krant Bild am Sonntag.
De kleine monsters werden ontdekt in 2016 op het landgoed van hoogleraar anatomie Hermann Stieve van de Universiteit van Berlijn. Die had de lichamen van politieke tegenstanders van het nazibewind gekregen voor sectie, soms slechts enkele minuten nadat ze werden gedood in de gevangenis van Berlijn-Plötzensee.
Stieve, die in 1952 aan een beroerte stierf, ontleedde de lichamen van de voornamelijk vrouwelijke slachtoffers voor zijn onderzoek en liet ze vervolgens cremeren en begraven, soms in massagraven.
De monsters werden gevonden in kleine zwarte dozen en sommige werden gelabeld met de namen van de slachtoffers. Ze werden in het landgoed van Stieve aangetroffen door zijn erfgenamen en aan het Berlijnse Charité-ziekenhuis gegeven. Dat liet een onderzoek uitvoeren onder leiding van Johannes Tuchel, directeur van het in Berlijn gevestigde Herinneringscentrum Duits Verzet.
Uit het onderzoek van Tuchel bleek dat Stieve een chauffeur de lichamen van verzetsstrijders in de gevangenis had laten ophalen en dat hij een bijzondere interesse had in de lichamen van jonge vrouwen, omdat hij onderzoek deed naar de menstruatie. Zijn chauffeur gebruikte een moersleutel om eventuele goudvullingen uit de lichamen te verwijderen.
De arts hield nauwgezette dossiers bij van 184 autopsies die hij uitvoerde, van wie 172 vrouwen waren. Stieve ontleedde 13 van de 18 vrouwen die door de nazi’s waren onthoofd voor hun werk in de verzetsgroep ‘Die Rote Kapelle’, meldt de krant.