„Gambianen, ik ben fout geweest”
Na twee decennia dictatuur rekent het nieuwe Gambia af met zijn recente verleden. De waarheidscommissie is een belangrijke stap naar gerechtigheid. Toch is vrees voor een terugkeer naar de donkere dagen van dictator Jammeh niet helemaal verdwenen.
Over zijn leesbril heen kijkt advocaat Essa Faal naar de voormalige sergeant in het Gambiaanse leger recht tegenover hem. „U hakte zijn benen af zodat het lichaam in het gat in de grond paste. Wat hebt u daar op te zeggen?” Alagie Kanyi is een gebroken man. Hij ontkent niets, het is allemaal waar. Muisstil luistert de volle zaal naar het verhoor. Wie enigszins in de gelegenheid is, kijkt thuis naar de rechtstreekse tv-registratie vanuit Kololi.
Gambia is in de ban van wat zich afspeelt in deze kustplaats aan de Atlantische Oceaan, waar de zogenoemde waarheidscommissie de misdaden van 22 jaar dictatuur onder Yahya Jammeh in kaart probeert te brengen. Ruim twee decennia, vanaf de staatsgreep van 1994 tot aan de verkiezingen van eind 2016, regeerde Jammeh met harde hand. Slachtoffers van zijn schrikbewind waren leden van de oppositie, veronderstelde heksen en tovenaars, homoseksuelen, kritische journalisten en iedereen aan wie de achterdochtige en grillige dictator een hekel had.
Waarheid
Na de val van Jammeh richtte het nieuwe Gambiaanse parlement in 2017 de Commissie van Waarheid, Verzoening en Herstel op (TRRC in de Engelse afkorting). Begin dit jaar startten de hoorzittingen van dit elfkoppige orgaan. De commissieleden zijn vertegenwoordigers van de Gambiaanse samenleving, waaronder een imam en een bisschop. Zij hebben ruime bevoegdheden om compensatie aan slachtoffers toe te kennen. Ook kan de commissie vermoedelijke daders van misdrijven aangeven voor gerechtelijke vervolging.
De waarheid zal je vrij maken, staat op de muur achter de commissieleden onder het logo van de TRRC. Voor Alagie Kanyi lijkt dit vandaag zeker het geval. De getuigenis van de ex-sergeant, gekweld door schuldbesef, maakt diepe indruk. Advocaat Faal ondervraagt hem over de moord in 1995 op Ousman Koro Ceesay, een in ongenade gevallen minister van Jammeh.
Kanyi biecht op hoe minister Ceesay werd doodgeslagen door een vijftal mannen in de woning van Yankuba Touray, een andere minister uit het Jammehregime. Onder de daders waren Kanyi zelf en Touray. Als Kanyi de details van het bloedige tafereel beschrijft, barst een vrouw in Afrikaanse klederdracht in snikken uit. Ze is een naast familielid van de vermoorde minister.
Kanyi geeft toe dat hij nooit over het voorval heeft gesproken. Maar naar eigen zeggen heeft hij gebeden dat deze dag zou komen waarop hij alles zou kunnen vertellen. „Mijn Gambiaanse broeders en zusters, ik ben helemaal fout geweest”, zegt hij half in tranen. „Maar ik had geen keus. Ze hebben me gebruikt als een werktuig om mijn eigen volk te vermoorden. Daarvoor ben ik niet het leger in gegaan. Ik wilde mijn land verdedigen. Ik kan niet slapen, ik ben een lopende dode man.”
Kanyi lijkt oprecht gebukt te gaan onder gewetenswroeging. Hij bekent medeschuldig te zijn aan nog twee andere moorden in opdracht van Jammeh. En hij vertelt hoe hij onder druk is gezet door Yankuba Touray om zijn mond niet open te doen voor de waarheidscommissie.
Moorden
Baba Hydara (43) is uitgever van de krant The Point en volgt de zittingen met speciale aandacht. Hij is de zoon van Deyda Hydara, oprichter en hoofdredacteur van The Point. In december 2004 werd Hydara vanuit een auto die hem inhaalde doodgeschoten terwijl hij van zijn werk naar huis reed. Hydara wist dat hij door de politie van Jammeh in de gaten gehouden werd. Maar dat weerhield hem er niet van om door te gaan met zijn kritische columns over de dictator en zijn regime.
Baba Hydara, die in Londen journalistiek studeerde om zich voor te bereiden op zijn rol als opvolger van zijn vader, was op bezoek bij zijn vriendin in Amsterdam toen het nieuws van de moord hem bereikte. „Ik was in een shock, woedend en gespannen”, zegt Baba Hydara in het redactielokaal van The Point. Hij wilde meteen terugvliegen naar Gambia, maar zijn moeder hield dat tegen. Ze vreesde dat ook haar zoon iets zou overkomen. Baba was immers in Europa actief geweest om via organisaties als Amnesty International, Reporters zonder Grenzen en de Europese Unie de misdaden van het Jammehbewind aan de kaak te stellen. Met succes, want de Gambiaanse dictator raakte steeds verder geïsoleerd.
De moord op Deyda Hydara, net als honderden anderen in dit kleine land van amper twee miljoen inwoners, is nooit opgehelderd. Maar Baba Hydara heeft aanwijzingen dat twee leden van de beruchte paramilitaire groep Junglers achter de moord op zijn vader zitten, Sanna Manjang en Kawsu Camara. Beiden zijn na de val van Jammeh het land uit gevlucht.
„De man die we vandaag voor de waarheidscommissie hebben gehoord is niet getraind om te doden”, zegt Baba Hydara over de getuigenis van Kanyi. De misdaden die de sergeant beschreef vonden plaats in de eerste jaren na de staatsgreep. Maar naarmate Jammeh langer in het zadel zat, werden steeds minder gewone militairen ingezet voor de repressie. Het regime begon speciale eenheden te trainen om de onderdrukking professioneler aan te pakken. De nationale veiligheidsdienst NIA en The Junglers namen zo het vuile werk voortaan voor hun rekening.
Pas na het vertrek van Jammeh durfde Baba Hydara terug te keren naar Gambia. Het werk van de waarheidscommissie is „onvoorstelbaar belangrijk”, zegt hij. „Dit geeft ons een idee hoe gruwelijk het regime van Jammeh was.” Die wetenschap moet helpen om herhaling te voorkomen. „De man die vandaag getuigde waarschuwde jonge mannen niet voor niets dat ze zich niet moesten laten gebruiken zoals hem is overkomen.”