„Hulp na beving L’Aquila rammelde aan alle kanten”
Tien jaar na de aardbeving bij de Italiaanse plaats L’Aquila wonen zo’n 10.000 overlevenden nog altijd in een tijdelijke opvang. De hulpverlening na de ramp schortte aan alle kanten.
Dat schrijft Angelo Imperiale, onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen, in een artikel in ”International Journal of Disaster Risk Reduction”.
Volgens Imperiale kozen de autoriteiten voor een bijna militaristische aanpak: de werkwijze werd van bovenaf bepaald, de rampenbestrijders hadden geen verantwoordingsplicht en er werd geen rekening gehouden met mensenrechten en de leefomgeving van de getroffen gemeenschappen. Bij de ramp kwamen 309 mensen om.
Het is niet de eerste keer dat de Italiaanse rampenbestrijding rond de aardbeving van L’Aquila wordt bekritiseerd. In 2012 werden zeven mensen veroordeeld voor meervoudige doodslag omdat ze zes dagen voor de aardbeving het risico op zo’n natuurramp hadden afgezwakt. Ze werden veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Twee jaar later werd dit vonnis vernietigd.
Er was ook kritiek op de slechte bouwnormen in een gebied dat bekend staat om zijn aardbevingsrisico. Het gevolg was dat veel nieuwe gebouwen bij de beving instortten.
De bewoners zijn verontwaardigd dat ze na de beving werden overgebracht naar een uit de grond gestampte wijk en dat er te weinig gedaan is om bewoning in L’Aquila weer mogelijk te maken. Momenteel is de binnenstad nog maar voor een klein deel weer bewoond.
Uit het onderzoek van Imperiale blijkt ook dat de Europese Unie haar gefinancierde projecten onvoldoende evalueert. Italië wendde gelden van het Europees Solidariteitsfonds bijvoorbeeld niet aan voor humanitaire doeleinden, maar voor het bouwen van tijdelijke huisvesting tegen 158 procent van de gebruikelijke marktprijs.