Op zoek naar Emilia van Nassau
Negen dochters had Willem van Oranje, en Emilia was de derde. Ze groeide op zonder ouders, was gastvrouw aan het hof van prins Maurits, werd verliefd op de verkeerde man, veroorzaakte een schandaal, kreeg tien kinderen en stief in Genève, ver van haar echtgenoot vandaan.
Deze vrouw dus, op dit schilderij. Gekleed in een jurk die stijf staat van de edelstenen en parels, honderden parels, in goud gevat. De mouwen even omvangrijk als haar strak ingesnoerde bovenlichaam – je durft er niet eens aan te denken hoe strak het korset moet zijn waarin ze gekneld zit. Een kostbare kanten kraag als een wolk om haar gezicht. Oorbellen zo groot als duiveneieren. Een kapsel waarvan je je afvraagt hoeveel uren werk erin zitten; geen haartje waagt het te ontsnappen.
Haar portret is één groot statement: hoge geboorte, rijkdom, elegantie, verfijning. De totale perfectie straalt ervan af. Des te opmerkelijker is dat het niet de parels, de robijnen, de struisvogelveren of de kostbare stoffen zijn die het meest de aandacht trekken. Het is die beheerste, heldere oogopslag. Moeilijk te peilen. Intelligent en terughoudend. De oogopslag van een vrouw die niet alles prijsgeeft, een vrouw die sterk genoeg is om geheimen met zich mee te dragen.
Nog niet zo lang geleden wisten we niet eens hoe ze eruitzag, Emilia van Nassau. Van al haar broers en zusters waren er portretten, maar niet van haar. Daar werd wild over gespeculeerd: was Emilia in ongenade gevallen na alles wat ze in haar leven aan onverstandigs en ondiplomatieks gedaan had? Had haar broer Maurits er daarom voor gezorgd dat ze uit de portrettengalerij van de familie verdween? Niemand die het wist.
Dat bleef zo tot 1991, toen er ineens tóch een schilderij van haar opdook. Het was in Duitsland ontdekt door een kunsthistoricus, ergens in een vorstelijke privécollectie, en het was te koop.
Het ging echt om Emilia, daarover was geen twijfel mogelijk. In de linkerbovenhoek stond haar naam: ”Emilia Freilien zu Nassau und Oranien”. Bovendien werd het schilderij toegeschreven aan Daniel van den Queborn, hofschilder van de Oranjes – dat klopte helemaal. Hij moet rond 1595 de jonge Emilia hebben afgebeeld, nog ongetrouwd, maar misschien in deze periode al verliefd op de man die haar in haar latere leven evenveel geluk als ongeluk zou brengen.
De Geschiedkundige Vereniging Oranje-Nassau wist in 1991 het portret aan te kopen, waarop het in bruikleen werd gegeven aan Paleis Het Loo. Daar, in Apeldoorn, is sindsdien de plek waar Emilia te bewonderen is, te midden van haar talrijke broers en zusters.
Vijftien kinderen kreeg Willem van Oranje uit zijn vier huwelijken, zestien als je ook zijn bastaardzoon Justinus van Nassau meerekent. Van al die kinderen zijn er maar twee echt bekend gebleven: prins Maurits en prins Frederik Hendrik. Niet alleen werden ze, net als hun vader, prins van Oranje en stadhouder in de Nederlanden, ze schreven ook geschiedenis met hun veldtochten waarbij ze de ene na de andere stad op de Spaanse koning wisten te veroveren.
Maar behalve Maurits en Frederik Hendrik was er ook nog die andere, oudste zoon: Filips Willem, als dertienjarige op bevel van de Spaanse koning ontvoerd en naar Spanje gebracht, waar hij jarenlang werd vastgehouden en een rooms-katholieke opleiding kreeg. Daardoor kwam hij in de Nederlanden niet meer in aanmerking om zijn vader op te volgen. Nóg minder bekend dan de oudste zoon van Willem van Oranje zijn overigens zijn negen dochters – en dan zwijgen we nog over de drie jong overleden kinderen.
Maria, de oudste dochter, trouwde met graaf Filips van Hohenlohe en stichtte het weeshuis in Buren. Zij kreeg geen kinderen. Dat gold ook voor haar halfzuster Anna, die trouwde met Willem Lodewijk van Nassau en overleed tijdens haar eerste zwangerschap. Maar Emilia, de derde dochter, kreeg tien kinderen. En ook de dochters uit Willems derde huwelijk, van wie er vijf met Duitse en Franse edelen trouwden, zorgden voor een talrijk nageslacht. Alleen Charlotte Flandrina koos een andere weg. Zij was doof en werd door familie van haar overleden moeder rooms-katholiek opgevoed; ze eindigde als abdis van het klooster Sainte-Croix, bij Poitiers.
Emilia, geboren op 10 april 1569, had een moeilijke start in het leven. Ze was het jongste kind uit Willem van Oranjes ongelukkige huwelijk met Anna van Saksen. Haar vader was haar hele jeugd afwezig om voor de grote zaak in de Nederlanden te strijden. Haar moeder was na veel woedende conflicten en na een buitenechtelijke affaire krankzinnig geworden. Ze zat opgesloten in het kasteel van Dresden, in een kamer met dichtgemetselde ramen – waar ze op haar 32ste overleed.Wat dat voor de kinderen uit dit huwelijk betekend heeft, weten we niet. Verklaart het misschien Maurits’ losse relaties en zijn weigering om in het huwelijk te treden, verklaart het Emilia’s radicale keuzes op liefdesgebied?
Toen ze twee jaar was, werd Emilia van haar moeder gescheiden. Ook haar vader zag ze vanaf dat moment nooit meer. Samen met haar zusje Anna en haar broertje Maurits werd ze op de Dillenburg opgevoed, aan het hof van haar oom Jan van Nassau. Daar kreeg ze de calvinistische levensovertuiging mee die ze haar leven lang trouw zou blijven. Zoals alle hooggeboren meisjes van haar tijd volgde ze lessen in vreemde talen en hoffelijke manieren. Ze moet een vlugge leerling geweest zijn: later wordt ze niet voor niets ”de geleerde Emilia” genoemd.
Na de moord op haar vader in 1584 –ze was toen vijftien jaar– smeekte ze haar broer Maurits om haar naar de Nederlanden te laten komen. Maar ze moest nog vier jaar geduld hebben. Pas in 1588 kwam ze bij Maurits op het Prinsenhof in Delft wonen. En daar kwamen haar bijzondere persoonlijke uitstraling, haar talenkennis, haar hoffelijke omgangsvormen en haar talent voor conversatie tot hun recht. Emilia werd de gastvrouw die bezoekers aan het hof van Maurits op gepaste wijze ontving – een rol die haar op het lijf geschreven leek. Tot 1597. Toen kwam Emanuel.
Achtentwintig jaar was Emilia inmiddels, en ze had al drie van haar jongere halfzusters zien trouwen. Ze moet het gevoel hebben gehad dat de tijd begon te dringen. Maar ze was niet wanhopig: ze wilde niet zomaar een „arme vorst uit Duitsland” hebben, zoals ze zelf schreef. Blijkwaar was ze op zoek naar iets bijzonders, en dat diende zich in 1597 eindelijk aan. Aan het hof van Maurits ontmoette ze de broers Emanuel en Christoffel van Portugal, zoons van de verdreven koning Antonio. Zij waren naar de Nederlanden gekomen om de Staten-Generaal hun diensten aan te bieden in de oorlog tegen hun gemeenschappelijke vijand, Spanje. Maar ze kregen nul op het rekest: rooms-katholieke Zuid-Europeanen werden nu eenmaal gewantrouwd.
Zou Emanuel daarna Emilia hebben gezien als een kans om zijn positie te verbeteren en tóch carrière te maken? Of was hij echt gecharmeerd van haar? Zelf zag hij er in elk geval uit als een charmeur, zuidelijk en zwierig, heel anders dan zijn latere zwagers Maurits en Willem Lodewijk met hun degelijke, Duitse koppen. Wat zijn diepste drijfveren ook geweest mogen zijn, hij begon de zuster van de invloedrijke prins Maurits het hof te maken. En hij had succes. Emilia viel als een blok voor Emanuel.
Maar de twee geliefden hadden niet met Maurits gerekend. Die vond het helemaal niets dat zijn zuster wilde trouwen met zo’n rooms-katholieke Portugese avonturier, ook al was hij dan honderd keer de zoon van een verdreven koning. Toen Emanuel met zijn aanzoek kwam, reageerde Maurits dan ook afwijzend. Emanuel zou nooit op de troon komen, hij was arm, hij was een bastaard en hij was rooms-katholiek. Allemaal redenen om geen toestemming te geven – terwijl Emilia als meisje uit het huis Oranje-Nassau die toestemming van haar broer wél nodig had.
Intussen had Maurits juist in deze periode andere dingen aan zijn hoofd: hij was druk bezig met zijn beroemde veldtocht door de Achterhoek en Twente. Moers, Rheinberg, Groenlo, Bredevoort, Enschede, Ootmarsum, Oldenzaal, Lingen – de ene na de andere stad viel hem in handen. Maar te midden van al dat succes verscheen tussen de puinhopen van Bredevoort ineens Emilia om hem nogmaals om toestemming voor een huwelijk met Emanuel te smeken. Ze wist dat ze het risico liep om opgepakt en naar de Dillenburg gestuurd te worden –uit voorzorg had ze haar juwelen bij Emanuel achtergelaten– maar haar broer liet haar vredig teruggaan naar Holland. Toestemming voor een huwelijk gaf hij evenwel niet.
Hoe moest het verder? Emilia besloot tot radicale maatregelen. Ze regelde een rooms-katholieke priester en trouwde op 7 november 1597 in het geheim met Emanuel. De priester was bang dat hij gestraft zou worden, maar Emilia nam alle verantwoordelijkheid op zich, „seggende dat sy tot hare jaren gecomen was.” De volgende ochtend schreef ze een brief die bewaard is gebleven in de Koninklijke Verzamelingen. Zo kunnen we nog altijd in Emilia’s royale, regelmatige handschrift lezen hoe ze –met een beroep op haar grote liefde en op Gods voorzienigheid– de Staten-Generaal op de hoogte bracht van haar geheime huwelijk. In het Frans, want dat was de taal van het hof.
Vanaf dat moment buitelden de problemen over elkaar heen. Emilia en Emanuel kregen onmiddellijk bezoek van vertegenwoordigers van de Staten-Generaal, en die zorgden ervoor dat ze gescheiden werden. Maurits was woest, maar het duurde even voor hij in Den Haag gearriveerd was. Daar bleek dat hij zo kwaad was dat hij zijn zuster niet meer wilde zien: ze werd naar het hof in Delft gestuurd. En Emanuel moest vluchten. Eerst naar Schiedam, daarna naar Wezel.
Vrijwel meteen werd Emilia ziek. Ze moet totaal overstuur geweest zijn door de scheiding van haar echtgenoot, de woede van haar broer, haar vergeefse verlangen en haar onzekerheid over de toekomst. Iedereen in haar omgeving probeerde haar tot rede te brengen, maar ze hield vast aan haar keus. Ze wilde niet terugkeren van de weg die ze onherroepelijk was ingeslagen. Eten wilde ze niet meer – haar verzet begon op een hongerstaking te lijken. Tot de Staten op de gelukkige gedachte kwamen om de medicus Johannes Heurnius naar haar toe te sturen.
Heurnius bereikte niets bij Emilia met politieke argumenten. Maar toen hij zei dat ze hem persoonlijk kon helpen, bleek ze nieuwsgierig te zijn. Hoe kon dat? Wel, zei hij, de mensen denken dat „de liefde ende amoureusheijt” een soort razerij is, een ziekte „die noch deur goeden raet, noch deur medecijnen te ghenesen en is.” Maar als Emilia nu eens het goede voorbeeld zou geven en wat eten en drinken, dan zouden de mensen zien dat er wél een manier was om beter te worden. Daarna zou het natuurlijk storm lopen bij Heurnius – en hij zou iedereen genezen en er goed aan verdienen.
Blijkbaar sprak dat argument Emilia aan: ze besloot vanaf dat moment weer haar best te doen. Maar haar huwelijk opgeven deed ze niet. Emanuel was haar man, ze wilde bij hem blijven horen. Na een maand van wederzijds niet-toegeven liet Maurits haar gaan en reisde ze naar Wezel, waar Emanuel op haar wachtte.
Eind goed al goed, zou je denken. Maar niets bleek minder waar. Haar huwelijk met Emanuel vormde voor Emilia het begin van een leven waarin moeizame onderhandelingen met haar familie en conflicten over geloof en geld nadrukkelijk aanwezig bleven.
In het najaar van 1598 lukte het Emanuel en Emilia (die hun eerste kind verwachtten) terug te keren naar Delft, waar ze al snel weer op het Prinsenhof kwamen wonen. Tien kinderen kregen ze daar, twee zoons en acht dochters, van wie er twee jong overleden.
De échte verzoening met Maurits bleef intussen nog lang uit, en dat hielp niet mee om financieel rond te komen en een enigszins vorstelijke staat te voeren, passend bij de afkomst van zowel Emanuel als Emilia. Pas in 1608 konden Maurits en zijn zuster de vete uit het verleden begraven, dankzij de bemiddeling van familieleden.
Kort daarna, in 1609, kocht Emilia een vervallen landgoed met een kasteelruïne in Wijchen, bij Nijmegen. Op de oude fundamenten liet ze een nieuw kasteel bouwen, waar ze in latere jaren regelmatig met haar man en kinderen verbleef. Hoewel het in 1906 bijna helemaal afbrandde, is het daarna opnieuw in de oude Hollandse renaissancestijl opgebouwd. In de voorgevel zijn muurankers aangebracht in de vorm van twee verstrengelde E’s: Emilia en Emanuel. En boven de toegangspoort blikt nog altijd een man met een strenge knevel omlaag – mogelijk is dat óók een herinnering aan Emanuel.
Voor een eergevoelige Portugees van koninklijken bloede moet het een moeilijk bestaan geweest zijn. Emanuel leefde op het inkomen van zijn vrouw, hij werd door zijn schoonfamilie niet voor vol aangezien, hoorde er niet bij, kreeg kritiek op zijn geloofsovertuiging, kon zelfs geen baan vinden. Waar hij ook kwam, hij slaagde er als rooms-katholieke Zuid-Europeaan niet in het vertrouwen van de Nederlanders te winnen.
Tientallen jaren lang probeerde hij een passende betrekking te vinden, volgens Emilia „als een bedelaar met de hoed in de hand.” Maar een eervolle militaire, politieke of diplomatieke functie zat er voor hem niet in, ondanks al dat netwerken. Niet toen hij jong was, niet toen hij ouder werd.
De erfenis van Maurits was de druppel die de emmer deed overlopen. Emilia had in 1625 aan het sterfbed van haar broer gezeten en na zijn dood hete tranen gestort – en ze had gehoopt dat zij en haar gezin in zijn testament goed bedeeld zouden zijn. Maar dat laatste bleek tegen te vallen. Emilia en haar kinderen kregen slechts een bescheiden jaargeld, en de erfenis werd de inzet van een bittere en langdurige twist met Emilia’s halfbroer Frederik Hendrik, die Maurits’ bezittingen erfde.
Toen dat eenmaal duidelijk werd, kon Emanuel het niet meer opbrengen om zijn leven op de oude voet voort te zetten. Hij verkocht zijn rechten op de Portugese kroon aan zijn oude vijand, de Spaanse koning. Zelf verhuisde hij met een van zijn zoons naar het hof in Brussel – hij liep dus feitelijk over naar Spaanse zijde. Die beslissing bleek zeer ingrijpend voor zijn huwelijk, want Emilia wilde niet mee. Al had ze hemel en aarde bewogen om Emanuel te krijgen, al had ze veel van hem gehouden en tien kinderen met hem gekregen, ze wilde hem onder geen beding volgen naar Brussel. Nooit ofte nimmer wilde ze zich inlaten met de moordenaars van haar vader, ze had nog liever dat haar dochters met een gereformeerde ambachtsman trouwden dan met een katholieke prins. Terwijl dat laatste toch juist was wat ze zelf gedaan had, in haar jeugd.
Het conflict met prins Frederik Hendrik zorgde er uiteindelijk voor dat Emilia met haar dochters naar het buitenland verhuisde. Ze koos voor Genève, de stad van Calvijn, waar ze in 1627 een landgoed kocht. Haar gereformeerde opvoeding aan het hof van Jan van Nassau had ze nooit verloochend, ondanks haar huwelijk voor een rooms-katholieke priester. Dat laatste had ze immers alleen maar gedaan om het huwelijk in Portugal geldig te laten zijn – voor het geval haar kinderen ooit kans mochten maken op de Portugese kroon.
Maar de droom van een koninkrijk was in de jaren van haar huwelijk langzaam vervlogen. Wat overbleef, was het gereformeerde geloof. Het meisje met de parels was veranderd in een vrouw die vooral genoegen beleefde aan de omgang met calvinistische theologen en dichters: Theodorus Tronchin, Benedictus Turrettini, Giovanni Deodati, Agrippa d’Aubigné. Op 16 maart 1629 overleed ze; ze werd met veel plechtig eerbetoon in de kathedraal van Genève begraven.
Een jaar later trouwde Emanuel als weduwnaar in Brussel met een Spaanse hofdame. Van Emilia’s dochters hadden er vijf geen nakomelingen –in de hoogste kringen waren ze geen gewilde huwelijkskandidaten meer– maar via één dochter en twee zoons kregen Emilia en Emanuel niettemin een talrijk nageslacht, verspreid over adellijke families in heel Europa.
Expositie
In kasteel Wijchen is tot 1 september ter gelegenheid van Emilia’s 450e geboortedag een mooie, kleine tentoonstelling te zien. Daarin wordt de geschiedenis van Emilia en Emanuel verteld, geplaatst tegen de achtergrond van hun tijd.
Er zijn filmpjes over het leven in de Gouden Eeuw, kaarten en prenten over de Tachtigjarige Oorlog, tegels en aardewerk en kleding en sieraden.
Pronkstuk van de expositie is de brief waarin Emilia de Staten-Generaal op de hoogte stelt van haar geheime huwelijk met Emanuel. Opvallend is verder de speciaal gemaakte reproductie van Emilia’s portret – het origineel mag Paleis Het Loo niet verlaten.
museumwijchen.nl