Samen werken aan een betere toekomst in Rwanda
Boeren die elkaars akkers bewerken, een stal met half Friese koeien en een vlijtige spaargroep. De diaconessen van Rubengera trekken alles uit de kast om de boeren in hun regio verder te helpen.
„Als we hier geen terrassen zouden maken, zou het water meteen wegspoelen. En de vruchtbare grond ook.” Evariste Usabyeneza, boer uit de heuvels rond Rubengera, wijst naar de akkers die trapsgewijs vanaf de groene helling naar beneden lopen. Aubergines, aardappels, paprika’s, bieten, bonen, tomaten en meer worden hier verbouwd.
De akkers zijn van negentien boeren die samen een groep vormen. Allemaal hebben ze een eigen stukje land, maar ze werken nauw samen. Ze helpen elkaar waar nodig en kopen soms samen zaad in.
Evariste Usabyeneza toont de smalle geultjes langs de akkers, een irrigatiesysteem dat de boeren zelf hebben aangelegd. Ze zijn aangesloten op een meertje verderop, zodat er ook in droge tijden water is voor de planten. En dat is op dit moment hard nodig, door de klimaatverandering. „In dit seizoen zou er eigenlijk veel regen moeten vallen”, zegt hij. „Maar we wachten al weken op een regenbui.” Op een van de akkers laten een man en een vrouw met een lange slang rijkelijk water vloeien. Het wordt uit een van de slootjes gepompt.
Hard nodig
De boeren werken samen dankzij de diaconessen in Rubengera (zie ”Diaconessen vreesden voor hun leven”). Deze zusters hebben het landbouwproject in 2005 opgezet omdat veel mensen in de regio voor hun inkomen afhankelijk zijn van landbouw. De meeste boeren hebben maar een klein stukje land tot hun beschikking.
Na de genocide in 1994 bleken veel mensen getraumatiseerd en lamgeslagen: boeren die grond hadden, bebouwden die vaak niet. Ze hadden het gevoel dat alles wat ze deden toch hopeloos zou zijn. Omdat Rwanda een dichtbevolkt land is, is de oogst van het land vaak onvoldoende om iedereen te voeden. Ongeveer 40 procent van de inwoners van Rwanda leeft onder de armoedegrens. Het landbouwproject helpt boeren om zichzelf en hun gezin beter te kunnen onderhouden.
Maar ze doen dit niet voor niets als groep. De samenwerking is belangrijk, want door de genocide is er nog altijd veel onderling wantrouwen. Door samen te werken, ervaren mensen weer dat ze elkaar hard nodig hebben.
Evariste Usabyeneza is getrouwd en heeft drie kinderen. Samen met zijn vrouw kan hij zijn gezin inmiddels beter onderhouden. „Wij kunnen nu leven van de opbrengst van het land. We verdienen extra geld door groenten te verkopen. Daardoor kunnen we nu de ziektekostenverzekering en de school voor de kinderen betalen, zorgen dat er elektriciteit is in ons huis, en geld opzij leggen voor moeilijke tijden.”
Goede opbrengst
Voordat hij samen met de andere boeren een groep vormde, heeft hij een training gekregen van de diaconessen. „Jaarlijks volgen 150 boeren dit programma”, vertelt zuster Pauline Muhawenimana, die deel uitmaakt van het team dat het landbouwprogramma coördineert. „Ze krijgen eerst een theoretisch programma, daarna praktijklessen in groepen van vijftig boeren.”
Eerst verbouwde Usabyeneza alleen zoete aardappels en bananen. Inmiddels staat er veel meer op het land. „Ik weet nu hoe belangrijk het is om meer soorten te verbouwen. We hebben geleerd hoe we de grond moeten onderhouden en hoe we kunnen zorgen voor een goede opbrengst. Vroeger hadden we soms problemen met ziekten. Dan gingen de planten dood en hadden we amper iets om te oogsten. Nu weten we hoe we ziekten kunnen herkennen en behandelen. Ook wisselen we de gewassen in het veld. Als we bijvoorbeeld de uien geoogst hebben, planten we op die plek weer iets anders. Op die manier krijgen ziekten minder kans.”
De training gaat niet alleen over landbouwvaardigheden en nieuwe technieken, maar ook over allerlei andere aspecten van het leven, zoals het omgaan met geld, vrede en verzoening, seksueel overdraagbare ziekten en de rol van vrouwen.
Proeftuin
Een stukje rijden vanaf de weelderige akkers van Evariste Usabyeneza en zijn medeboeren staat het trainingscentrum van de diaconessen. Een klein gebouwtje met een groot stuk grond eromheen waar van alles op groeit – een soort proeftuin voor de boeren. Met de bananenbomen, wat koffiestruiken, ananasplanten, sinaasappelboompjes en nog wat andere soorten leren ze hoe ze deze gewassen zelf kunnen verbouwen.
In een stal staan vier koeien op een rij – een inheems ras gemengd met een Fries ras. Elke koe is goed voor 8 liter melk per dag. Met deze dieren oefenen de boeren met koeien om te gaan. Verderop op het terrein leren de boeren in een kleine boomkwekerij waarom bomen hun landbouwgrond en huizen kunnen beschermen tegen erosie, en welke soorten goed samengaan met de gewassen op hun akkers. Het groene Rwanda staat bekend als het land van duizend heuvels, maar die heuvels zijn vooral groen door de talloze akkers en wat rijen bananenbomen. Veel bosgebied is verdwenen, en dat is een groot probleem. Daarom krijgen de cursisten een duidelijke boodschap mee: hoe meer bomen je plant, hoe beter de wind tegengehouden wordt en hoe groter de kans op regen.
Eenheid is een kracht
Het werk van de diaconessen gaat verder dan het landbouwproject. De boeren vormen ook spaargroepen. En de zusters hebben op hun eigen terrein een conferentiecentrum met zaaltjes en slaapkamers die te huur zijn, en een basisschool waar kinderen leren rekenen, schrijven en belangrijke vaardigheden zoals samenwerken en communicatie. Trots zijn de zusters ook op de technische school, een vakopleiding waar jongens en meisjes leren om meubels te maken.
De diaconessen verkopen zelfgemaakte producten zoals kettingen en kaarten, hebben een eigen bakkerij en ondersteunen families die bijvoorbeeld het schoolgeld van hun kinderen niet kunnen betalen.
De zusters doen dus veel, en voor heel veel mensen. En dat is precies de reden waarom Pauline Muhawenimana zich bij hen heeft aangesloten. „Ik wil de almachtige God dienen, met al mijn tijd, mijn kracht, mijn ideeën. Maar in mijn eentje kan ik niet veel mensen helpen. In de gemeenschap bidden we samen en helpen we mensen samen. Eenheid is een kracht.”
Dit is een ingekorte versie van een hoofdstuk uit het boek ”Mensen van hoop. Christenen in Rwanda”, gratis te bestellen via kerkinactie.nl/mensenvanhoop.
De genocide
Op 6 april 1994 begon een huiveringwekkende slachting in Rwanda. In honderd dagen tijd vielen er tussen de 500.000 en de 1 miljoen slachtoffers. Huturebellen vermoordden in hoog tempo Tutsi’s. Maar ook gematigde Hutu’s en Twa’s kwamen om in de uitbarsting van geweld: met hakmessen en vuurwapens werden mensen vermoord, talloze vrouwen werden verkracht, huizen en kerken werden in brand gestoken. Na honderd dagen maakte het leger van het Rwandees Patriottisch Front een einde aan de verschrikkingen. Het land lag volledig in puin.
Rwanda kende al een lange geschiedenis van wrijving tussen Hutu’s en Tutsi’s. De wortels van haat zaten dan ook diep in 1994. De littekens zijn nog steeds zichtbaar.
Diaconessen vreesden voor hun leven
De gemeenschap van diaconessen in Rubengera is een partner van Kerk in Actie. Onder de naam Abaja Ba Kristo (dienaressen van Christus) zetten rond de vijftig zusters zich in voor de mensen in Rubengera en de dorpen in de omliggende heuvels.
De gemeenschap is opgericht door de Zendings-Diaconessen uit het Nederlandse Amerongen. Een aantal Nederlandse zusters had al langer contact met de kerk in Rwanda, in 1984 is daar op verzoek van de Presbyteriaanse Kerk Abaja Ba Kristo uit ontstaan.
Tijdens de genocide bleef het leven van de zusters ternauwernood gespaard. De Nederlandse zuster Anke, die destijds de leiding had over de diaconessen, deed later in een boekje verslag van de dag waarop Hutumilities hen dreigden te vermoorden: „In uniform gingen we naar de kapel voor het laatste gebed van ons leven. We waren vastbesloten de dood tegemoet te treden, maar we wilden sterven als diacones.”
Wonder boven wonder bleven de zusters gespaard. Ook in de dagen daarna, terwijl ze bijna dagelijks te maken hadden met Hutumilities die om geld vroegen. „God heeft ons beschermd en geholpen in deze moeilijke tijden.”