Scheepswrak onthult eeuwenoude geheimen
Niemand kon vermoeden dat het Waddendrama de aanleiding zou zijn voor een unieke vondst: bergers stuitten op een scheepswrak uit de eerste helft van de zestiende eeuw.
„Het is alsof je over vijfhonderd jaar de allereerste pinpas zou terugvinden”, vertelt Arie Pappot lachend. De onderzoeker van het Rijksmuseum staat in de hal van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort waar de vondst woensdag werd gepresenteerd. Het gaat om het oudste zeevarende schip dat ooit in Nederlandse wateren is aangetroffen. Op 1 januari kapseisde het vrachtschip MSC Zoë en belandden ruim driehonderd zeecontainers in het water rond de Waddeneilanden. Bij het bergen van de containers kwam deze schat naar boven.
Pappot doelt met de ‘pinpas’ op een deel van de lading van het schip: een stapel grote, vierkante platen koper, elk zo’n halve centimeter dik. „Deze koperen platen duiden op het begin van een belangrijke economische ontwikkeling.”
In het Europa van 1500 ontving bijvoorbeeld de schoenmaker liever geld voor een gerepareerde laars dan dat hij met de bakker ruilde voor broodjes. Omdat gouden en zilveren munten een té grote waarde hadden, ontstond er behoefte aan een ‘kleiner’ betaalmiddel. „Het koper dat we in het schip hebben gevonden, komt uit Slowakije en was vermoedelijk onderweg naar Antwerpen. Steden gebruikten dit onder meer voor het slaan van de nieuwe munten. ”
Daarnaast zijn de koperen platen ‘verpakt’ in koper: „Dit hebben we zo nog niet eerder gezien”, zegt Pappot. Bij de vierkante stapels staat ook een verzameling ronde koperen platen. „Deze platen, zo’n 1,20 meter in doorsnee, werden gebruikt om potten en ketels van te maken.”
Datering
Voor de datering van het schip bleek het hout cruciaal. Scheepsarcheologe Alice Overmeer haalt een stuk hout, vuistdik, uit een Albert Heijntasje voor de massaal toegestroomde pers. Het hout voor dit schip is in 1536 of 1537 gekapt. „Dit ontdekten we door de jaarringen te tellen en het spinthout, de jongste lagen, te vergelijken met andere bomen.” Het schip is vermoedelijk in Noord-Nederland gebouwd. „Wanneer we de bouwtijd van het schip meerekenen, kunnen we stellen dat het op zijn vroegst in 1538 te water is gelaten”, rekent Overmeer voor.
Wat nog meer bijzonder is aan dit schip, is dat het één van de eerste vaartuigen is die volgens een nieuwe Nederlandse bouwmethode in elkaar is gezet. De planken werden niet meer dakpansgewijs aan elkaar gemaakt, maar werden met de zijkanten op elkaar gezet, oftewel ‘gladboordig’. „Deze vondst is het eerste archeologische bewijs dat deze manier van bouwen toen al werd toegepast”, vertelt Overmeer. Deze robuustere schepen konden meer vracht over langere afstanden vervoeren. Hierdoor verwierf Nederland haar legendarische handelspositie op zee.
Merkteken
Het schip moet vóór 1548 zijn vergaan. Dat verraden de merktekens die op het koper zijn terug te vinden, glundert Pappot. „Toen ik de graveringen op het koper zag, wist ik gelijk dat het om de merktekens van de familie Fugger ging.” Deze schatrijke familie uit het huidige Duitsland bezat destijds veel kopermijnen. „We weten dat de Fuggers in 1548 uit de koperhandel stapten, dus deze vracht kan niet van na dat jaar zijn.”
Minister Van Engelshoven van Cultuur woonde woensdag ook de presentatie bij. Zij spreekt van een „spectaculaire ontdekking. Ik ben heel nieuwsgierig naar welke informatie nog meer boven water gaat komen.” Komende zomer wordt er door duikers verder onderzoek gedaan.