Opinie

Voor gesprek over levenseinde zijn twee harten nodig

Als pastor, hulpverlener, verzorgende of naaste met de ander over het levenseinde nadenken en spreken, is wezenlijk. Wie het doet, ondervindt wel hoe moeilijk het is. Toch is het mogelijk, als we maar weiden met hét Woord. Daarbij geldt ook voor een christen: scheiden doet lijden. In dat bitter kan het zoet liggen, als we ons verwonderen over Christus.

Dr. P. C. Hoek
4 April 2019 10:13Gewijzigd op 16 November 2020 15:41
Zonder vrees je levenseinde onder ogen zien, kan alleen in de weg van een verzoend leven, dat komt voor rekening van Christus. beeld iStock​
Zonder vrees je levenseinde onder ogen zien, kan alleen in de weg van een verzoend leven, dat komt voor rekening van Christus. beeld iStock​

Voor de ander die tegenover of naast ons zit, of misschien al op bed ligt, over het levenseinde nadenken en spreken, is moéilijk. Daarom kunnen we vragen over het levenseinde beter eerst en vooral aan ons eigen hart stellen.

Zie je eigen levenseinde eens onder ogen. Hoe is het om je gezondheid kwijt te raken of je zorgvuldig opgebouwde bestaan uit elkaar te zien vallen? Wat doet het met je dat je je kinderen of kleinkinderen niet volwassen zult zien worden? Dat is bitter. Voor een mens die leeft met en gelooft in een gesloten wereldbeeld is de dood het einde. Maar wat als we beseffen dat we dan ons eeuwig huis binnengaan en God ontmoeten?

Laten we daarna pas naar de ander kijken. En daarbij beseffen dat er, behalve de eigen innerlijke moeite, ook sprake is van een klimaat dat de bezinning op het levenseinde bemoeilijkt. Behalve dat het míj moeilijk kan vallen, hebben wé het er liever ook niet over. In onze cultuur geldt mooi, fit, jong en sterk zijn als belangrijk. Daarbij passen zwakte, gebrek, ziekte en sterfelijkheid niet.

Alles wat wij mensen niét naar onze hand kunnen zetten, boezemt ons angst in. De voltooid-leven-optie is een route om ook het levenseinde naar je hand te zetten. En wat ons echt overstijgt, voorzien we van een masker. De dood wordt letterlijk en figuurlijk verbloemd. In deze sfeer wordt spreken over het levenseinde er niet gemakkelijker op.

Verzoend

Hoewel nadenken en spreken over het levenseinde moeilijk kan vallen, is het wel wézenlijk. Een mens is immers geschapen voor de eeuwigheid. Het ongeloof kan aan het sterfbed concluderen: „Hij is er geweest.” De levende hoop zegt: „Hij is er.” Al willen seculiere mensen zich soms troosten met het eerste. Daarbij kan het je aangrijpen als je desalniettemin soms de angst en verlatenheid in hun ogen kunt zien.

Zonder vrees je levenseinde onder ogen zien, kan alleen in de weg van een verzoend leven, dat komt voor rekening van Christus. Een verzoend leven slaat ook op het leven dat ik geleefd heb. Met zijn vreugde en verdriet. Dat leven liet ook wonden na. Maar te midden daarvan heb ik ervaren: „Het ging aan Zijn hand.”

Dat zal ons toch ook bewegen als we met de ander het gesprek zoeken? Het gaat om dé vrede. Richard Baxter schrijft in ”Reformed pastor” dat de roeping van de pastor tweeërlei is. Enerzijds de mens die aan onze zorgen is toevertrouwd bijstaan om vruchtbaar te leven, anderzijds hem of haar bijstaan om gelukkig te sterven. De rechtgeaarde pastor zal er alles aan doen de zieke op te wekken om zich te richten op het eeuwige behoud.

Mooie momenten

Het is van het grootste belang om het gesprek over het levenseinde (allereerst met jezelf) niet pas aan te gaan bij het levenseinde, maar juist in de goede dagen. Het pastoraat aan zieke mensen begint bij gezonde mensen, zegt Gregorius de Grote. Hij zag gezondheid als de gelegenheid om de eeuwige gezondheid te verwerven. Het Bijbelse bevel „Bereid uw huis…” heeft een geestelijk aspect: bezie het einde in het licht van hét Leven. Dat leven we door het geloof hier en nu al, zij het in een tijdelijke en gebrekkige gestalte. Nochtans eeuwig leven, met Christus verborgen in God. Moeite met dát gesprek kan een teken zijn van levenloosheid of van een leven dat te weinig op God gericht is.

Niettemin heeft en houdt het gesprek over het levenseinde ook voor een christen iets pijnlijks. Scheiden doet lijden. Tegelijk kan in dat bitter ook het zoet liggen. Als we ons verwonderen vanwege Christus, Die dood geweest is en leeft tot in alle eeuwigheid. Die nabijkomt in het leed. Moeilijke momenten kunnen zo ook heel mooie momenten worden.

Baxter verwoordt het ontroerend mooi: laat de pastor als een „inferieure engel” zorg dragen voor de ziel, zodat deze voor het sterven bereid is voor de begeleiding door de „superieure engelen” naar de erfenis van de heiligen in het licht.

Heilige onbevreesdheid

Nadenken en spreken over het levenseinde is zeker mógelijk. Dat betekent allerminst dat het vanzelfsprekend is. Je zoekt naar de opening; tegelijk merk je hoezeer je die ontvangen moet. Het levenseinde werkelijk onder ogen zien, kan alleen als we leven in de gemeenschap met Christus. Dan jaagt de dood geen angst meer aan. Heilige onbevreesdheid. Omdat Hij mijn leven is, is sterven winst.

Spreken over het levenseinde is behalve in geestelijke ook in praktische zin mogelijk. Wat is de rol van de pastor daarin? Daartoe behoort de ander aanspreken op zijn of haar Bijbelse roeping: „Bereid uw huis…” Wat kan dat je soms verlegen maken. Je gunt de ander zo zijn rust, maar wat als dé rust hem niets zegt? Mag je dan iets anders doen dan vol mededogen vragenderwijs heilig verontrusten? Hij zal sterven. Kan hij ook sterven?

Soms spant het aan het bed. De dokter doet alles om de zieke rustig te stemmen; de pastor legt een dringende vraag aan het hart. Ik zeg bewust: soms. Heel vaak gaat het heel goed samen. Maar dat heeft dan ook wel alles te maken met onze gezindheid. Proeft de ander mededogen? En oefenen we ons in geestelijke en menselijke fijnzinnigheid, om te weten welk woord wanneer past?

Voor een gesprek van hart tot hart zijn daarom twee harten nodig. We mogen niet van de ander verwachten dat hij de diepste gevoelens en angsten, de innige vreugde en ook de scherpste gedachten zal delen, als wij op afstand blijven. Een Duitse theoloog zei: „Wie wil troosten, moet bereid zijn te lijden.” Hebben we onszelf over voor deze ontmoeting? Mag onze eigen kwetsbaarheid ook in het geding zijn?

Woord van het Leven

Met deze bereidheid komen we echt aan luisteren toe. Dan is er werkelijk ruimte voor wat de ander kwijt wil. Vraag vooral naar de ervaringen, naar hoe het hem of haar vérgaat. Wat is bitter, wat is zoet?

Het is van belang te onderkennen wat hindert. Als pastor kun je niet scherp genoeg op jezelf letten. Heel vaak zul je het wel merken wanneer het gesprek stokt, omdat de ander het er moeilijk mee heeft. Geef daar vooral stem aan.

Bedenk dat niet onze woorden de verlossende woorden zijn. We zijn geroepen te weiden met hét Woord, nadat we de ander gevonden hebben. In zijn moeiten, gedachten, vrees en verlangen. Dan mag het Woord van het Leven, afgestemd op deze mens, worden geadresseerd. Als een Woord waar we samen naar luisteren.

Van een pastor verwacht iemand iets anders dan van een verpleegkundige. Toch kun je ook dán je geroepen weten om een goed woord van de Koning te spreken. Want wat doet er écht toe als je gaat door het dal van de schaduw van de dood? „Gij zijt met mij!”

C. H. Spurgeon, de prins der predikers, heeft het naar aanleiding van het psalmwoord over de schaduw van de dood (Psalm 23:4) ooit zo verwoord: „Niemand vreest een schaduw, want een schaduw kan je zelfs geen ogenblik tegenhouden. De schaduw van een hond kan niet bijten, de schaduw van een zwaard kan niet doden, de schaduw van de dood kan niet verwoesten. Vrees niet.”

De auteur is universitair docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op de lezing die hij woensdag in Veenendaal hield op het NPV-symposium ”Bitter en Zoet: over de rol van de pastor in het gesprek over het levenseinde”. Zie ook Kruispunt pagina 2.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer