De kunst van het uitstalkastkijken
Het leven van een taalpurist heeft z’n besognes. Zo woedt in ons land al jaren de Engelse ziekte, waarbij goed bruikbaar Hollandsch om des hipheids wille wordt verminkt tot een allegaartje van anglofone kreten en onjuist spatiegebruik. In één begrip echter zijn zowel Engelsen, Duitsers als Fransen ons voorbij gestreefd: faire du lèche-vitrines, Schaufensterbummeln, window shopping. Of, om maar direct een oer-Hollandse tegenhanger te introduceren: uitstalkastkijken.
Het betreft een vorm van tijdverdrijf waarbij men door de straten slentert en voor het plezier een handvol winkelruiten bekijkt zonder noodzakelijkerwijs iets te kopen. De Woordenlijst Overbodig Engels stelt als alternatieven voor: ”etalagewinkelen”, (dat, ironisch genoeg, een Frans leenwoord bevat),”prijsverzamelen” (een term die niet de hele lading dekt) en ”kijkstatten”, (van ”naar de stad gaan” en ”kijken”), een woord dat ik drie keer moest lezen voor ik begreep wat er stond en dat op Google maar één treffer heeft: de Woordenlijst Overbodig Engels.
Er is dus geen waardige samenvatter van de schone kunst van het uitstalkastkijken. Misschien heeft dat te maken met het feit dat deze vorm van tijdverdrijf in de ware zin des woords verloren dreigt te gaan.
Een goede 500 jaar terug hoef je voor je dagelijkse boodschappen zelden naar binnen te lopen: goederen liggen uitgestald in kraampjes voor de winkel, zodat men zich in het schemerdonker van de nauwe Middeleeuwse steegjes geen knollen voor citroenen kan laten verkopen.
Gaandeweg verplaatst het (ver)koopproces zich echter van de straat naar de beslotenheid van de groente-, schoenen- of boezeroenenzaak. Om de potentiële klant toch met de koopwaar in aanraking te laten komen, plaatsen winkeliers hun artikelen achter glazen ruiten in de voorpui. De uitstalkast of etalage is geboren.
Toch komt de term ”winkelen” (als Nederlands equivalent voor het toenmalige Engelse modewoord ”shopping”) pas aan het eind van de negentiende eeuw in zwang. Welgestelde jongedames met genoeg vrije tijd promoveren het winkelbezoek van een min of meer noodzakelijk kwaad tot een vorm van sociale recreatie.
Nu het vullen van boodschappentassen niet langer de hoogste prioriteit heeft, moeten winkeliers alles uit de uitstalkast trekken om hun klanten naar binnen te lokken. In de jaren 30 verheffen de eerste professionele etaleurs het etaleren tot een heuse kunst. „Wat u noodig hebt is een idee of een effect”, schrijft vakblad De Etalage Revue in 1931. „Een winkelraam is een omlijsting, waarin ge iets plaatsen moet dat waard is bekeken te worden.”
Etalages worden daarom ingericht rondom één aanbieding of een specifiek thema. Voor kunstig gestapelde doperwtenblikkentorens, theedrinkende Chinese automatons of een allegorische voorstelling van de lente als goudharige etalagepop die, staand op een bebloemde strijdwagen, wordt voortgetrokken door twee reusachtige vlinders, draaien de etaleurs van het interbellum hun hand niet om. ’s Avonds verandert het winkelraam in een knus kamertje, warm verlicht als een toneelscène, waarin tafellakens en scheerapparaten hun act opvoeren voor een achtergrond van zware plisségordijnen.
Tegenwoordig zijn dergelijke uitstallingen zeldzaam geworden. Etalages zijn niet langer opstellingen an sich, maar leiden je blik behendig langs sokken en sneakers de winkel in. Met het verdwijnen van de sensatievitrines lijkt de kunst van het kijken ter ziele gegaan. Wie drukt heden ten dage nog dromerig zijn neus tegen het raam, terwijl hij zijn eigen hebzucht weerspiegeld ziet in het glas? Wie verliest zich nog in kinderlijk verlangen?
Misschien vind ik mezelf daarom rond de kerstdagen soms in de Bijenkorf terug, turend naar de schouwvensters vol honingzoete sneeuwtaferelen, vernuftige installaties, glinsterend glas en portefeuillepijnlijke uitstalwaar, om daarna de duizendgeurige walm van klatergoud van me af te schudden in het donker van de stille nacht en lichtvoetig huiswaarts te treden.
Verwondering kost niets.
Over de auteur
Sarah van der Maas (23) heeft algemene en sociale geschiedenis gestudeerd in Leiden en Groningen. Verhalen vertellen is haar passie: of die zich nu afspelen in een ver en vreemd verleden of gewoon om de hoek van de straat. Momenteel werkt Sarah aan een historische roman.