Overvloedig
Exodus 34:6
„Als nu de Heere voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: Heere, Heere, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.”
Wij moeten God aanmerken in Zijn alziende natuur en onze begeerten bij God bekendmaken in het vertrouwen op die volmaaktheden die Hem bekwaam maken ons gade te slaan, wetende dat geen schepsel voor Hem onzichtbaar is, maar dat alle dingen naakt en geopend zijn voor de ogen van Degene met Wie wij te doen hebben. Dit werpt waarlijk de eigenwillige nederigheid en dienst der engelen omver, die de apostel bestraft. Want God, die de harten doorzoekt, kan alleen weten welke de mening van de Geest is (Romeinen 8:27). Het was onder een sterke indruk hiervan dat Job zich in het stof wentelde, smekende om vrede voor een gewonde en om vergeving voor een schuldige ziel: „Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen van Uw gedachten kan afgesneden worden” (Job 42:2).
Wij moeten Hem aanmerken in Zijn kracht, als almachtig, en onze begeerten tot God opzenden met verzekerdheid van Zijn bekwaamheid om ons te helpen, wetende dat Hij een groot God is en van veel kracht. In deze plicht van het gebed merken wij Hem aan als Degene „Die machtig is meer dan overvloediglijk te doen, boven al wat wij bidden of denken” (Efeze 3:20).
Wij moeten Hem in het bidden aanmerken in Zijn barmhartigheid en genade, gedenkend aan de grote Naam Die Hij voor ons heeft uitgeroepen: „Heere, Heere, God, barmhartig en genadig” (Exodus 34:6).
Ralph Erskine, predikant te Dunfermline (”Veertien preken over het gebed”, 1865)