God alleen de eer
Jesaja 63:16
„Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet, en Israël kent ons niet.”
Zou het ons betamen ons gebed tot God te richten, opdat het voor Hem door Petrus, Paulus en Gabriël mocht worden overgebracht? Sommigen zeggen dat zij ons gebed door innerlijke aanschouwing weten, namelijk door God –Die alle dingen weet– aan te zien. Helaas, wat is dit anders dan een godslasterlijk verafgoden van het schepsel? Aangezien God alleen alle dingen weet, Hij alleen de Kenner der harten is. Kan een redelijke ziel beweren dat een enkel schepsel, een eindig wezen, de onmededeelbare volmaaktheid der eeuwige Godheid kan bezitten?
Deze onbeduidende vijgenbladeren zullen nooit in staat zijn hen te bedekken, die dus de grote Heere onteren en het woord van Zijn waarheid tegenspreken. Dat zegt duidelijk dat de heiligen in de hemel niet van ons weten: „Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet, en Israël kent ons niet” (Jesaja 63:16). Zij kennen zelfs de namen niet, veel minder de onderscheiden smekingen van de heiligen op aarde. Indien toch iemand onze smekingen kende, dan zouden het zeker de voorname heiligen zijn: Abraham, Izak, Jakob en dergelijke.
Ralph Erskine, predikant te Dunfermline (”Veertien preken over het gebed”, 1865)