De mensenrechtencommissaris van de Verenigde Naties, Mary Robinson, heeft dat zondag gezegd. „Het is in de context van Afghanistan niet aanvaardbaar om slechts naar een deel van de waarheid te kijken”, zei ze.

Robinson had ontmoetingen met regeringsleiders en vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties, die haar vertelden dat sinds de val van de Taliban in november vorig jaar melding is gemaakt van moorden, verkrachtingen en plunderingen.

Zij bezocht zondag de noordelijke stad Mazar-e-Sharif, nadat zij zaterdag een bezoek had gebracht aan Kabul. Zij zei in de hoofdstad dat de Afghaanse interim-premier Hamid Karzai een voorstander is van het opzetten van een waarheidscommissie, die moet blootleggen welke wreedheden de afgelopen twintig jaar in Afghanistan zijn gepleegd. Een onderzoek naar bijvoorbeeld de misdaden waaraan de Noordelijke Alliantie zich schuldig heeft gemaakt in de jaren dat ze aan de macht was (1992-96), zou echter tot de val van de wankele interim-regering kunnen leiden. De alliantie, die de strijd tegen de Taliban leidde, vormt een van de steunpilaren onder de regering.

Robinson erkende dat een diepgravend onderzoek naar schendingen van de mensenrechten uit het verleden de stabiliteit van de overgangsregering in gevaar kan brengen, maar ze wees erop dat het belangrijk is om een begin te maken met de afschaffing van de „cultuur van straffeloosheid” in Afghanistan.

Pashtun-dorpelingen in het noorden zeggen dat sinds het vertrek van de Taliban tientallen Pashtun zijn gedood, verkracht of anderszins mishandeld door leden van andere etnische groeperingen. De Pashtun zijn de bevolkingsgroep waartoe de Taliban behoren.