Ook in Israël is in verkiezingstijd vooral een vijand nodig
Bibi of Tibi? Dat is een slogan van Likud. Straks op 9 april stemt de Israëlische kiezer of hij Likudleider Benjamin (Bibi) Netanyahu als premier wil, of de leider van de Arabische partij Ta’al, Ahmed Tibi.
Natuurlijk is deze slogan onzin. In werkelijkheid draait het om een keus tussen Netanyahu en Benny Gantz, de leider van Blauw-Wit. Het kan zijn dat Gantz, als hij de verkiezingen wint, op een of andere manier moet proberen de steun te verwerven van de Arabische partijen. De Arabische partijen zullen niet deelnemen aan een regering, maar ze kunnen wel gedoogsteun geven.
Waarom gebruikt Likud dan zo’n onzinfrase? Er zit een bepaalde logica achter. Het gaat er namelijk om de verkiezingen te winnen. Daarvoor is een vijand nodig. Netanyahu zaait onder zijn volgelingen haat tegen de Arabieren in Israël, de media en „links”, waaronder zo’n beetje alles valt dat het niet met hem eens is.
Netanyahu voert zijn campagne meesterlijk, zegt de politiek strateeg Moshe Gaon, die ik deze week ontmoette. Hij voegt eraan toe dat hij Netanyahu’s politieke visie niet deelt en dat hij altijd heeft gewerkt met centrumlinks.
Gantz is niet geschikt als vijand. Hij was stafchef van het leger. Maar hem afschilderen als labiel kan wel, want hij zou zich straks afhankelijk maken van de Arabieren.
Netanyahu voelt precies aan hoe kiezers besluiten nemen. „Als je niet begrijpt hoe de menselijke hersens werken, begrijp je niet hoe mensen kiezen. Van de keuzes wordt 98 procent op grond van emoties gemaakt. Kiezers voelen in hun binnenste wat goed of fout is.”
Gaon zegt dat de kiezers niet stemmen omdat ze een bepaalde politicus graag mogen, maar op basis van angst en haat. Kiezers stemmen tegen de vijand. „Als je geen angst voor de ander kunt creëren, kun je ook niet winnen.”
Dat gebeurt in andere landen ook. Als voorbeeld haalt hij Hillary Clinton aan. Zij voerde in de Amerikaanse presidentsverkiezingen campagne tegen Donald Trump. Ze kwam met de feiten en met allerlei getallen. Maar het gaat het niet om de economie. Trump speelde op de emoties. Hij vertelde in simpele woorden waarom ze de ander niet kunnen vertrouwen.
De eigen groep is belangrijk. Het gaat erom dat de groep een „goede vader” heeft. Dat moet een sterk persoon zijn, die zorgt dat de groep veilig is en te eten heeft. Supporters hoeven zich dan ook niet meer af te vragen of hij al te eerlijk is. Hier geldt: „Liever een boef dan een domoor.” Want wat is erger: een corrupte vader of een eerlijke slappeling?
Politici moeten verder tegenstellingen creëren. Israëlische patriotten versus „collaborateurs” met Arabieren bijvoorbeeld. Degenen die zich willen afscheiden van de Palestijnen en zo de „democratie willen redden”, tegenover degenen die zeggen dat ze „de wil van God” willen doen en ervoor proberen te zorgen al het land bij Israël blijft.
Wie bij de verkiezingen op 9 april de doorslag gaan geven, zijn de kiezers die nu nog geen keuze hebben gemaakt. Veel hangt af van wat er in de komende weken gaat gebeuren. Zowel Gantz als Netanyahu weigert zich door Israëlische journalisten te laten interviewen. Op deze wijze kunnen ze niets verkeerds zeggen en ze hoeven ook niets te zeggen over wat ze nou eigenlijk wel willen. Zeker is dat het spannend wordt.