In Irak verstrijkt het ene ultimatum na het andere
In Irak groeit het aantal gijzelingen van buitenlandse werknemers. In de meeste gevallen dreigen de ontvoerders hun gijzelaars te doden als hun werkgever of land van herkomst zich niet terugtrekt uit Irak. In sommige gevallen gaat het hun om losgeld. Inmiddels worden zeventien buitenlanders gegijzeld, voornamelijk vrachtwagenchauffeurs uit het Midden–Oosten en Afrika.
Voor een Koeweits transportbedrijf, waarvan zeven chauffeurs zijn gegijzeld, liep het ultimatum zondagmiddag af. De directeur van het bedrijf heeft gezegd niet te zullen toegeven aan de eis van de ontvoerders en in Irak werkzaam te blijven. Het transportbedrijf was zondag nog wel in onderhandeling met de ontvoerders, die zich „Houders van de Zwarte Banieren" noemen. De chauffeurs zijn afkomstig uit Kenia, India en Egypte.
De groep al–Tawhid wa al–Jihad van Abu Musab al–Zarqawi, die wordt beschouwd als de leider van al–Qaeda in Irak, houdt sinds zaterdagavond twee Turkse vrachtwagenchauffeurs in gijzeling. Hun Turkse werkgever kreeg 48 uur om te stoppen met het bevoorraden van het Amerikaanse leger en het land te verlaten. De groep dreigt de gijzelaars anders te onthoofden.
In een poging een einde te maken aan de golf van ontvoeringen, dringt Irak er bij buitenlandse bedrijven op aan, Iraakse chauffeurs in dienst te nemen in plaats van buitenlandse. Volgens een bron bij de regering zijn tal van bedrijven met dat verzoek benaderd. Ook de werkgelegenheid zou daarmee gebaat zijn, want veel jonge Iraakse mannen hebben geen baan.
Ook Italië is zondag een ultimatum gesteld. Het land moet van een aan al–Qaeda verwante groepering binnen twee weken zijn troepen uit Irak terugtrekken. Anders zullen doelen in Rome en andere Italiaanse steden worden aangevallen, dreigden de Abu Hafs al–Masri Brigades. Die groepering heeft al eerder deze zomer dreigementen gericht aan Europese landen met troepen in Irak. Ze heeft zich ook verantwoordelijk verklaard voor de aanslagen in Madrid.
Behalve ontvoeringen en dreigementen, zijn ook aanslagen nog steeds aan de orde van de dag in Irak. Zondag werden binnen een uur zes kerken in Bagdad en Mosul getroffen. De explosies kostten zeker vijftien mensen het leven. De aanslagen waren kennelijk gericht tegen de christelijke gemeenschap in Irak, die nog niet eerder doelwit was geweest.
Eerder op de dag vielen in Mosul ten minste vijf doden en raakten ongeveer vijftig mensen gewond door een zelfmoordaanslag op een politiebureau. De dader reed met hoge snelheid in een auto vol explosieven op het bureau af. Agenten zagen dat de auto niet afremde en begonnen te schieten. Daardoor explodeerde de wagen voordat die het gebouw had bereikt. Desondanks richtte de ontploffing ook grote schade aan het gebouw aan.
Een bomaanslag op een Amerikaans konvooi in Bagdad kostte twee Iraki’s, een man en een vrouw, het leven. Een bom naast de weg ontplofte toen het konvooi net was gepasseerd. Twee mensen raakten gewond, onder wie een Iraakse chauffeur die werkt voor de Britse omroep BBC.
Ook gevechten tussen Amerikanen en Iraakse verzetsstrijders eisten hun tol. Een Amerikaanse luchtaanval op de verzetshaard Fallujah kostte ten minste vier mensen het leven, terwijl ruim twintig mensen gewond raakten. Zaterdag waren bij gevechten tussen opstandelingen en Amerikanen in en rond de stad zeker drie Iraki’s gedood.