Een klooster als huis voor het dorp
Het is een enorm complex, donker en gesloten. Ooit woonden er wel honderd zusters in klooster Koningsoord in Berkel-Enschot. Achter de hoge muren zochten ze veiligheid en geborgenheid. Ze vulden de dagen met goede werken en baden de uren aan flarden. Tien jaar geleden deed de laatste zuster de deur dicht.
In geen velden of wegen is er nog een zuster te bekennen. Het voormalige klooster Koningsoord stond een paar jaar leeg. De boel verpauperde. Totdat in 2016 een projectontwikkelaar er brood in zag.
De afgelopen drie jaar is ”Ons Koningsoord” gerenoveerd en gemoderniseerd tot het nieuwe dorpshart van het Brabantse Berkel-Enschot, met een cultureel centrum, een apotheek, een kinderdagverblijf, een muziekschool en een restaurant. Op de bovenste verdieping van de kloostergebouwen huren starters op de woningmarkt een betaalbare woonruimte. Naast het complex is een nieuw appartementengebouw verrezen, bedoeld voor senioren die iets meer te besteden hebben. Een winkelcentrum is in aanbouw.
Voormalige kerk
Aan een van de tafels in de voormalige abdijkerk zit Jack van der Sanden (76). Hij verzorgt rondleidingen in ”Ons Koningsoord” en kent de geschiedenis van het klooster als geen ander.
Het klooster was vroeger met muren en schuttingen afgesloten van de buitenwereld, vertelt Van der Sanden. „Wie er woonde, kwam zelden in het dorp. En de dorpsbewoners hadden geen idee van wat zich binnen afspeelde. Na de Tweede Wereldoorlog woonden er bijna honderd zusters. Sedertdien liep dat aantal terug. De tijd veranderde. Veel kerken moesten sluiten. Het katholicisme raakte op z’n retour. Het aantal kloosterlingen werd steeds minder. Totdat de laatsten in 2009 vertrokken naar een kleiner klooster bij Oosterbeek.”
De Berkelse kloosterzusters waren trapistinnen, behoorden tot de orde van de cisterciënzers. Van der Sanden: „Het was de kloosterorde van de strikte observantie, de strenge leer, zeg maar. Ze hielden zich aan de regels van Benedictus van Nursia. En die regels waren: Ora et labora. Bid en werk. Dat deden ze dus, bidden voor het zielenheil van de medemens, levenslang. Zevenmaal op een dag waren ze in de kerk om te bidden en de psalmen van koning David te zingen. ’s Ochtends om vier uur begonnen ze al. Dan gingen de zusters in hun witte koormantels naar de Heer, zo werd gezegd. En ’s avonds om half acht kwamen ze nog een keer bij elkaar, voor het laatste gebed die dag, het Salve Regina: „Wees gegroet, koningin, moeder van barmhartigheid; ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet.” Daarna gingen ze de trap op naar boven, om te gaan slapen.”
Diep religieus
In hoog tempo beent Van der Sanden door het complex. Lang zijn de gangen, hoog de gewelven. In een van de nissen bevinden zich glas-in-loodramen met drie teksten: ”Maria, onze hulp”, ”God zij ons doel”, en ”Christus is ons voorbeeld”.
De sfeer van vroeger is er nog volop. De religie krijg je nooit meer weg uit het gebouw, zegt Van der Sanden. „Dit was echt een diep-religieuze communiteit. De zusters spraken overdag niet met elkaar, alleen ’s avonds even. Verder was het leven in zichzelf gekeerd. Men was bezig met de Heer, ze waren gericht op de hemel.”
Het klooster is sinds 2001 een rijksmonument. Dus je mag er niet alles mee doen. Van der Sanden, om zich heen wijzend: „Het is nog steeds een godsdienstig gebouw, met allemaal spitsboogramen. Kijk naar de kruisribgewelven, echt neogotiek, helemaal authentiek. Daar is niets aan veranderd.”
Sacristie en kerk
In de voormalige pandhof, de binnentuin, staat een metershoog beeld van St. Jozef met het Kind. Zomers is dit de theetuin, een stilteplek. De oude sacristie is omgebouwd tot stadswinkel. Aan de westzijde van het klooster zit een brasserie. De boerderij waar de zusters hun werk deden, is gezondheidscentrum geworden. Op de deuren van de kapittelzaal hangt een tekst: „Niet storen, zaal is bezet.” Aan de wanden hangen foto’s van de zusters in vroeger tijden. Ze waren zo te zien altijd aan het werk, op het land, bij de koeien of de varkens, in de tuin, in de schrijfzaal, in de keuken, om aardappels te schillen en brood te bakken.
De monumentale abdijkerk is bibliotheek geworden. De halfronde apsis is er nog. Onder een houten kruisbeeld hangen grote toneellampen aan de muur. In een nis staat een beeld van Maria. Het altaar is verdwenen.
Acht spitsboogramen bevatten afbeeldingen van heiligen van de orde. Ze vertellen hun eigen verhaal, over religie en geloof, over mensen die kwamen en weer moesten gaan, over de tijd die voor iedereen overgaat in de eeuwigheid.
In de bibliotheek staan kasten vol met detectives, romans, stripboeken voor de jeugd, boeken over landen en volken, over geschiedenis en het spirituele leven. Op tafels liggen kranten en tijdschriften.
Galmende gangen
Janine Pollmann (71) zit in de bibliotheek te lezen. Wat zoekt ze hier? „Ik woon in het dorp en zoek hier graag de rust en de stilte. Ik ben niet gelovig en niet godsdienstig, maar in dit gebouw zit nog wel veel religie, in de lange gangen, in de grote, serene ruimten. Het galmt hier zo mooi. Dit gebouw zit vol met geschiedenis. Dit is nog van vroeger. Echt een aanwinst voor het dorp.”
In de apsis van de kerk zit nog steeds de eerste steen in de muur. Die is gelegd in 1936. De steen heeft als tekst: „Moge deze steen getuige zijn van alle smeek- en lofbeden die vanuit deze plaats tot God opstijgen, tot in lengte van jaren.”