Actieplan voor Hongaarse gezinnen komt geen dag te vroeg
Hongaren vormen een trots volk. En de regering in Boedapest wil die trots graag uitstralen. Er is echter één probleem: er zijn steeds minder Hongaren. Blijkbaar zijn de Hongaren ook weer niet zo fier op hun vaderland dat ze er blijven wonen en ten minste twee kinderen krijgen.
Premier Viktor Orban kondigde begin deze week een actieplan aan. Grote gezinnen krijgen belastingvoordelen en moeders van vier of meer kinderen worden vrijgesteld van belasting. Voorwaarde is wel dat die moeders zijn getrouwd en in hun eerste huwelijk zitten. Tegelijk investeert de regering in kinderopvang, om de combinatie werk en gezin makkelijker te maken. Het doel van dit alles is dat er meer „Hongaarse kinderen” worden geboren.
Voor West-Europese oren klinkt dit een beetje vreemd. In Nederland zijn de belastingprikkels erop gericht om beide ouders te laten werken, zoals eenverdieners de afgelopen jaren in hun portemonnee hebben gemerkt. Het investeren in het traditionele gezin ligt in Nederland gevoelig en is omgeven met etiketten als ”aanrechtsubsidie” en zo. De politieke interesse gaat veel meer uit naar het alternatieve gezin, met ouders van gelijk geslacht of met kinderen uit diverse relaties, hoewel in de praktijk het traditonele gezin nog altijd het meest voorkomt.
De harde waarheid is echter dat de demografische crisis in Midden-Europa veel urgenter is dan in West-Europa. Het kindertal per vrouw ligt in Hongarije op 1,49, terwijl het zogeheten vervangingsminimum op 2,1 kind ligt.
In Nederland ligt het aantal kinderen nog altijd op 1,79 per vrouw. Dat is te weinig om de bevolking stabiel te houden, maar de daling is niet zo sterk als in Hongarije.
Daarbij komt dat er te veel jonge mensen uit Hongarije zijn vertrokken. Sinds de aansluiting bij de Europese Unie in 2004 heeft een half miljoen mensen het land verlaten. Ook dit doet een land natuurlijk geen goed.
In de Hongaarse situatie is dit actieplan daarom heel goed te begrijpen. Het zou zelfs onverantwoord zijn als premier Orban deze nood niet zou aanspreken.
Tegelijk stelt Orban zich, zoals gebruikelijk, provocerend op in de richting van de Europese Unie. Die wil dat (islamitische) immigrantenkinderen de gaten opvullen, zegt hij. Maar dat wil Orban niet. Want dit verdringt de christelijke cultuur en brengt het „virus van terrorisme.”
Terecht heeft Orban in de migratiekwestie steeds aandacht gevraagd voor de christelijke cultuur. Ook dat is in West-Europa een gevoelig punt. Maar het christendom in Europa kent veel grotere bedreigingen dan de immigratie. Tegelijk is duidelijk dat de immigratie ook in West-Europa een vervreemding heeft gebracht.
En daarmee zit er ook voor West-Europa een les in het Hongaarse actieplan. Namelijk door te zorgen voor een situatie waarin kinderen welkom zijn.